voeding en vertering quiz

Wat is vertering
A
Het eten en verwerken van voeding
B
Het vermalen en uitscheiden van voeding
C
Van mond tot kond de hele weg met verteringssappen
D
Het kleiner maken van voeding en deze stoffen door je bloed laten opnemen
1 / 41
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2,3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is vertering
A
Het eten en verwerken van voeding
B
Het vermalen en uitscheiden van voeding
C
Van mond tot kond de hele weg met verteringssappen
D
Het kleiner maken van voeding en deze stoffen door je bloed laten opnemen

Slide 1 - Quiz

Noem de 6 voedingsstoffen

Slide 2 - Open question

Druiven zijn een voorbeeld van...
A
Voedingsstoffen
B
Voedingsmiddelen

Slide 3 - Quiz

Wat doet de maag?

Slide 4 - Open question

Wat word er in de lever aangemaakt?
A
Lever sap
B
Gal
C
verteringssappen
D
Galblaas

Slide 5 - Quiz

In deze delen van het verteringsstelsel komen verteringssappen bij de voedselbrij:
A
mond, slokdarm, maag
B
12-vingerige darm, dunne darm, dikke darm
C
mond, dunne darm, endeldarm
D
mond, maag, dunne darm

Slide 6 - Quiz

Welke tanden vermalen je eten? En welke tanden scheuren je eten af?

Slide 7 - Open question

Je tong is een onderdeel van je verteringsstelsel
A
Onjuist
B
Juist

Slide 8 - Quiz

Welke voedingsstoffen worden er verteerd?
Speeksel
Maag
Alvleessap
Dunne darmsap 
koolhydraten
eiwitten
koolhydraten
eiwitten 
vetten
koolhydraten
eiwitten

Slide 9 - Drag question

hart
maag
luchtpijp
slokdarm
lever
long

Slide 10 - Drag question

Welke groep bevat koolhydraten
Koolhydraten

Slide 11 - Drag question

Wat weet jij over tandhygiene

Slide 12 - Mind map


Gal helpt bij de afbraak van voedingsstoffen. Welke voedingsstoffen zijn dit?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten

Slide 13 - Quiz

Hoe word voeding van je mond naar je kont voortbewogen?

Slide 14 - Open question

Welke rol spelen verteringssappen bij de vertering?
A
Ze bouwen nieuwe cellen met de voedingsstoffen
B
Ze brengen voedingsstoffen uit je voedsel naar je organen
C
Ze gebruiken de energie in voedingsstoffen
D
Ze bevatten enzymen die voedingsstoffen knippen in kleine stukken

Slide 15 - Quiz

Waarom hebben wij voedsel nodig?

Slide 16 - Open question

Wat is vertering?
A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen
B
Voedingsstoffen opnemen in het bloed
C
Voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen
D
Voedingsstoffen klein maken

Slide 17 - Quiz

Wat is gezonde voeding

Slide 18 - Mind map

Wat weet ik over enzymen

Slide 19 - Mind map

Verteringssappen bevatten enzymen. Wat zijn enzymen?
A
indicatoren
B
slotjes voor sleutels
C
stoffen die processen versnellen
D
stofjes die het beste werken bij 37 graden

Slide 20 - Quiz

Functie van emulgeren
A
bacteriën doden
B
vetdruppels kleiner maken
C
verteren van voedingsstoffen
D
voedingsstoffen opnemen in het bloed

Slide 21 - Quiz

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 22 - Quiz

emulgeren is...
A
het afbreken van vetten
B
het verdelen van vetdruppels in kleine druppeltjes
C
het afgeven van gal aan de twaalfvingerige darm
D
het mengen van vetten met verteringssap

Slide 23 - Quiz

Wie heeft het kortste darmstelsel van deze dieren?
A
varken
B
schaap
C
wolf

Slide 24 - Quiz

Meer enzymen leiden tot hogere enzymactiviteit
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 25 - Quiz

Het darmstelsel van een planteneters is het kortst.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Waarom hebben planteneters een lange darmstelsel nodig?
A
Omdat plantencellen celwanden hebben die moeilijk verteren
B
Omdat plantencellen vacuolen hebben die moeilijk verteren
C
Omdat plantaardig voedsel makkelijk verteerd

Slide 27 - Quiz

Waarom is een koeienmaag veel groter dan de maag van een hond?
A
Koeien eten alleen maar gras en hebben daar een dikke buik van.
B
Plantaardige voeding is moeilijker verteerbaar.
C
Een koe is een veel slomer dier dus verteren duurt langer.
D
Honden zijn alleseters dus kunnen alles makkelijk verteren.

Slide 28 - Quiz

Wat is de PH-waarde in de maag?
A
4
B
7
C
5
D
2

Slide 29 - Quiz

Welke stof heeft de laagste pH-waarde? (is het meest zuur)
A
Gal
B
Maagzuur
C
Speeksel
D
Bloed

Slide 30 - Quiz

Glycogeen
A
Stof die wordt aangemaakt door de lever en vetten kan verteren
B
Stof die wij innemen vanuit voeding en wordt verteerd in de darmen
C
Stof die functioneert als beschermende stof.
D
reservestof die wordt opgeslagen in de lever en spieren

Slide 31 - Quiz

Wat is de PH waarde van de huid?
A
4.0
B
5.5
C
6.5
D
7.0

Slide 32 - Quiz

Wat is de functie van de lever?
A
Reinigen van het lichaam
B
Voedsel verteren
C
Vocht uit voeding halen
D
Urine maken

Slide 33 - Quiz

Koolhydraten zijn
A
Brandstof
B
Brandstof, bouwstof
C
Brandstof, bouwstof en reservestof
D
Brandstof, bouwstof, reserve- en beschermende stof

Slide 34 - Quiz

Dit voedingsmiddel bevat o.a. glansmiddelen (carnaubawas en bijenwas). Hoe noemen we dit soort stoffen?
A
voedingsstoffen
B
additieven
C
affectieven
D
conserveringsstoffen

Slide 35 - Quiz

Wat is geen conserveermiddel?
A
Suiker
B
Stikstof
C
Zuurstof
D
Zout

Slide 36 - Quiz

Zijn zout en azijn een voorbeeld van natuurlijke additieven?
A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van conserveermiddelen?
A
Water, olie, azijn
B
Melk, boter, eieren
C
Zuur, zout, suiker, of alcohol
D
Meel, suiker, bakpoeder

Slide 38 - Quiz

Wat doet je endeldarm?
A
Vocht uit poep halen
B
Eten opnemen in bloed
C
Poep maken
D
Poep tijdelijk opslaan

Slide 39 - Quiz

Wat is de taak van de hoektanden?
A
Een deel van het voedsel afbijten
B
Voedsel vasthouden als je een hap neemt
C
Voedsel fijnmalen

Slide 40 - Quiz

Wat is de functie van peristaltiek?
A
Het kneden van verteringssappen en de voedselbrij
B
Het voortduwen van de voedselbrij
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 41 - Quiz