voeding en vertering quiz

Wat is vertering
A
Het eten en verwerken van voeding
B
Het vermalen en uitscheiden van voeding
C
Van mond tot kond de hele weg met verteringssappen
D
Het kleiner maken van voeding en deze stoffen door je bloed laten opnemen
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2,3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is vertering
A
Het eten en verwerken van voeding
B
Het vermalen en uitscheiden van voeding
C
Van mond tot kond de hele weg met verteringssappen
D
Het kleiner maken van voeding en deze stoffen door je bloed laten opnemen

Slide 1 - Quiz

Noem de 6 voedingsstoffen

Slide 2 - Open question

Druiven zijn een voorbeeld van...
A
Voedingsstoffen
B
Voedingsmiddelen

Slide 3 - Quiz

Wat doet de maag?

Slide 4 - Open question

Wat word er in de lever aangemaakt?
A
Lever sap
B
Gal
C
verteringssappen
D
Galblaas

Slide 5 - Quiz

In deze delen van het verteringsstelsel komen verteringssappen bij de voedselbrij:
A
mond, slokdarm, maag
B
12-vingerige darm, dunne darm, dikke darm
C
mond, dunne darm, endeldarm
D
mond, maag, dunne darm

Slide 6 - Quiz

Welke tanden vermalen je eten? En welke tanden scheuren je eten af?

Slide 7 - Open question

Je tong is een onderdeel van je verterignsstelsel
A
Onjuist
B
Juist

Slide 8 - Quiz

Wat weet jij over tandhygiene

Slide 9 - Mind map


Gal helpt bij de afbraak van voedingsstoffen. Welke voedingsstoffen zijn dit?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten

Slide 10 - Quiz

Hoe word voeding van je mond naar je kond voortbewogen?

Slide 11 - Open question

Welke rol spelen verteringssappen bij de vertering?
A
Ze bouwen nieuwe cellen met de voedingsstoffen
B
Ze brengen voedingsstoffen uit je voedsel naar je organen
C
Ze gebruiken de energie in voedingsstoffen
D
Ze bevatten enzymen die voedingsstoffen knippen in kleine stukken

Slide 12 - Quiz

Waarom hebben wij voedsel nodig?

Slide 13 - Open question

Wat is vertering?
A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen
B
Voedingsstoffen opnemen in het bloed
C
Voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen
D
Voedingsstoffen klein maken

Slide 14 - Quiz

Wat is gezonde voeding

Slide 15 - Mind map

Wat weet ik over enzymen

Slide 16 - Mind map

Verteringssappen bevatten enzymen. Wat zijn enzymen?
A
indicatoren
B
slotjes voor sleutels
C
stoffen die processen versnellen
D
stofjes die het beste werken bij 37 graden

Slide 17 - Quiz

Functie van emulgeren
A
bacteriën doden
B
vetdruppels kleiner maken
C
verteren van voedingsstoffen
D
voedingsstoffen opnemen in het bloed

Slide 18 - Quiz

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 19 - Quiz

emulgeren is...
A
het afbreken van vetten
B
het verdelen van vetdruppels in kleine druppeltjes
C
het afgeven van gal aan de twaalfvingerige darm
D
het mengen van vetten met verteringssap

Slide 20 - Quiz

Wie heeft het kortste darmstelsel van deze dieren?
A
varken
B
schaap
C
wolf

Slide 21 - Quiz

Meer enzymen leiden tot hogere enzymactiviteit
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 22 - Quiz

Het darmstelsel van een planteneters is het kortst.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Waarom hebben planteneters een lange darmstelsel nodig?
A
Omdat plantencellen celwanden hebben die moeilijk verteren
B
Omdat plantencellen vacuolen hebben die moeilijk verteren
C
Omdat plantaardig voedsel makkelijk verteerd

Slide 24 - Quiz

Waarom is een koeienmaag veel groter dan de maag van een hond?
A
Koeien eten alleen maar gras en hebben daar een dikke buik van.
B
Plantaardige voeding is moeilijker verteerbaar.
C
Een koe is een veel slomer dier dus verteren duurt langer.
D
Honden zijn alleseters dus kunnen alles makkelijk verteren.

Slide 25 - Quiz

Wat is de PH-waarde in de maag?
A
4
B
7
C
5
D
2

Slide 26 - Quiz

Welke stof heeft de laagste pH-waarde? (is het meest zuur)
A
Gal
B
Maagzuur
C
Speeksel
D
Bloed

Slide 27 - Quiz

Glycogeen
A
Stof die wordt aangemaakt door de lever en vetten kan verteren
B
Stof die wij innemen vanuit voeding en wordt verteerd in de darmen
C
Stof die functioneert als beschermende stof.
D
reservestof die wordt opgeslagen in de lever en spieren

Slide 28 - Quiz

Wat is de PH waarde van de huid?
A
4.0
B
5.5
C
6.5
D
7.0

Slide 29 - Quiz

Wat is de functie van de lever?
A
Reinigen van het lichaam
B
Voedsel verteren
C
Vocht uit voeding halen
D
Urine maken

Slide 30 - Quiz