Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar personen, dieren en dingen. Je gebruikt het in plaats van personen, dieren en dingen.
Het persoonlijk voornaamwoord kan in een zin gebruikt worden als onderwerp: De onderzoeker denkt na -> Hij (ow) denkt na.
Persoonlijk voornaamwoord kan gebruikt worden als lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp:
De conciërge zag Ellen -> De conciërge zag haar (lv)
Erik leent zijn klasgenoten vaak zijn laptop -> Erik leent hen (mv) vaak zijn laptop.