KT1D, taalverzorging, H1, vrij 05/11

Welkom KT1D!
Boek, schrift en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen
1 / 52
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom KT1D!
Boek, schrift en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Lezen 'Ik moet dit doen!'
- Herhaling werkwoorden
- Aan de slag!
- Quizlet 


Slide 2 - Slide

Weet je het nog?
Ik heb gisteren een bezoek gebracht aan de tandarts. 

Vanwege een ongeluk is de rechterrijbaan afgesloten.

Morgen gaan Kelly en Jasmijn naar de kermis

Mijn vader is de beste in pannenkoeken bakken!


Slide 3 - Slide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak de startopdracht t/m 5 (blz. 28en 29)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek of maak de opdrachten op 
blz. 30



timer
5:00

Slide 4 - Slide

Weet je het nog?
Verwijswoorden

Het meisje -> die/dat?
Het restaurant -> die/dat?
De boom -> die/dat?

  • Regel is:
  • Bij -het-woorden schrijf je dit of dat
  • Bij -de-woorden schrijf je die of deze 

Slide 5 - Slide

Huiswerk bespreken
de Brug werkwoorden blz. 238-239
de Brug verwijswoorden blz. 243


Slide 6 - Slide

Hoofdletters en leestekens
Wanneer gebruik je een hoofdletter?
  • Aan het begin van de zin
  • Bij namen 
  • Bij landen, steden en straatnamen

Wat zet je altijd aan het einde van een gewone zin?
  • Een punt
Wat zet je altijd aan het einde van een vraagzin?
  • Een vraagteken

Slide 7 - Slide

Met -t of met een -d?
Maak het woord langer om te bepalen of het woord met een -t of een -d geschreven wordt. 

Bijvoorbeeld:
Hoofd --> hoofden, je hoort een d
Hoed --> hoeden, je hoort een d
Geknipt --> geknipte --> je hoort een t
wedstrijd --> wedstrijden --> je hoort een d

Slide 8 - Slide

Werkwoorden
Werkwoorden komen in verschillende vormen voor.
Hij werkt, wij werken, wij hebben gewerkt, ik werk etc. 

De ik-vorm van een werkwoord maak je door -en- van het hele werkwoord af te halen. 
Bijvoorbeeld werken -en = werk

Soms moet je iets extra's doen, zoals een letter weghalen OF een letter toevoegen
- Spelen - en  = spel, klopt niet --> ik speel
- Zwemmen - en = zwemm, klopt niet --> ik zwem  

Slide 9 - Slide

Op de Chromebooks
  1. Log in op de Chromebook
  2. Ga naar Magister
  3. Ga naar Leermiddelen
  4. Klik op Nederlands
  5. Klik bovenaan op de Brug
  6. Klik op 'Spelling'
  7. Maak opdracht 1 t/m 6. Lees de theorie steeds goed door!

Slide 10 - Slide

Opdracht 5 (blz. 54)

Slide 11 - Slide

Opdracht 6 en 7 (blz. 54)

Slide 12 - Slide

De Brug
De Brug is een onderdeel in het boek, dat eigenlijk een brug slaat tussen groep 8 en de brugklas. 

We gaan nu verder met een nieuw onderdeel: taalverzorging. Onder taalverzorging valt onder andere grammatica en spelling. Voordat ik extra uitleg ga geven over bepaalde onderdelen, wil ik dat jullie zelfstandig aan de slag gaan met een aantal opdrachten uit de Brug! 


Slide 13 - Slide

De Brug
Lees eerst het groene theorieblokje over ieder onderdeel. Maak daarna de 
bijbehorende opdrachten. 

- Werkwoorden blz. 238 - 239 (opdracht 1 t/m 3)
- Verwijswoorden blz. 243 (opdracht 1 t/m 3)
- Leestekens en hoofdletters blz. 245 en 246 (opdracht 1 t/m 3)
- Laatste letter een -t of een -d blz. 246 (opdracht 4)
- De ik-vorm van een werkwoord blz. 246 en 247 (opdracht 5 en 6)

timer
5:00

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Opdracht 6 (blz. 26)

Slide 17 - Slide

LessonUp!
In mijn lessen gebruik ik regelmatig LessonUp. Het handige van deze website is dat je ook vragen kunt stellen in deze presentatie. Ik wil dit graag ook met jullie doen.
We gaan het als volgt doen:
1. Je pakt je telefoon uit de telefoontas
2. Je logt in via de LessonUp met de code
3. Je gebruikt je eigen naam
4. Je wacht totdat iedereen is ingelogd, je gaat NIET naar een ander scherm (whatsapp of insta)


Slide 18 - Slide


Sommige woorden hebben geen synoniemen, bedenk zelf een synoniem voor...:
Afstandsbediening

Slide 19 - Open question

stoeptegel

Slide 20 - Mind map

prullenbak

Slide 21 - Mind map

selfie

Slide 22 - Mind map

onvoldoende

Slide 23 - Mind map

En nu
Zo krijg je twee woorden te zien. Het is de bedoeling dat je een zin maakt bij die twee woorden. 

Bijvoorbeeld: emoties & mensen

Soms als er iets schokkends gebeurt, kan je de emoties van de gezichten van de mensen aflezen. 

Slide 24 - Slide

Maak nu een zin waaruit de betekenis blijkt van exact met de woorden:

exact en nakijken

Slide 25 - Open question

Maak nu een zin waaruit de betekenis blijkt van dringend met de woorden:

dringend en fiets

Slide 26 - Open question

Maak nu een zin waaruit de betekenis blijkt van intelligent met de woorden:

intelligent en zus

Slide 27 - Open question

Maak nu een zin waaruit de betekenis blijkt van tekort met de woorden:

tekort en probleem

Slide 28 - Open question

Woordenschat blz. 52

Slide 29 - Slide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 1 -2 (blz. 52 en 53)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Maak opdracht 3 of ga lezen in je leesboek. 



timer
15:00

Slide 30 - Slide

Pauze

Slide 31 - Slide

Quizlet

1. Ga naar Quizlet.live 
2. Vul de code in
3. Log in met je EIGEN naam
4. Wacht totdat het spel begint. 
timer
10:00

Slide 32 - Slide

Opdracht 4 en 5 (blz. 26)
Pak je schrift en schrijf mee! We maken alvast een start met opdracht 4 en 5. 

Slide 33 - Slide

Woorden die synoniemen zijn
Woorden die antoniemen zijn
zwak-sterk
ziek-gezond
razend-woest
brein-hersenen
traag-langzaam
netjes-slordig

afwezig-absent
present-absent

Slide 34 - Drag question

Mindmap
1. Je gaat je mindmap verder uitbreiden.
2. Je gebruikt hiervoor de nieuwe informatie 
uit het boek. Welke personen? Welke plaatsen? Wat gebeurde er?
timer
10:00

Slide 35 - Slide

Startopdracht 
(blz. 46)

Slide 36 - Slide

Uitleg 5W+1H-vragen
Als je een tekst of een verslag gaat maken is het handig om je informatie alvast op een rijtje te zetten. Dit doe je eigenlijk door antwoord te geven op 6 vragen:
  1. Wie?
  2. Wat?
  3. Waar?
  4. Wanneer?
  5. Waarom?
  6. Hoe?


Als je de informatie hebt verzameld, kan je een tekst schrijven. Eerst vertel je het belangrijkste. Later komen waarom en hoe naar voren. 

Slide 37 - Slide



  1. Wie?
  2. Wat?
  3. Waar?
  4. Wanneer?
  5. Waarom?
  6. Hoe?
  1. Alle eerste klassen van Huygens umbriëllaan + docenten.
  2. We gingen met z'n allen op brugklaskamp. (hier kan je natuurlijk heel veel vertellen!
  3. Het kamp was in Egmond-Binnen
  4. 15-17 september
  5. We gingen op brugklaskamp om elkaar beter te leren kennen
  6. We gingen op de fiets naar Egmond en met de bus naar Duinrell. 

Slide 38 - Slide

Opdracht 2 (blz. 47)
Wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe?
timer
7:00

Slide 39 - Slide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak de opdracht 3 (blz. 47). Vraag 6 en 7 mag je overslaan
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw. Wordt het te luid? Dan gaat het stoplicht op rood en mag je niet praten. 
Tijd? Je hebt hier de rest van de les de tijd voor
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. 
Klaar? Steek je vinger omhoog, dan kom ik bij je



timer
20:00

Slide 40 - Slide

Schrijven
Bij schrijven krijg je een eindopdracht waarvoor je een cijfer krijgt dat 1x meetelt. 

De eindopdracht krijg je volgende week maandag, maar vandaag gaan we alvast oefenen met de opdracht. Je gaat de opdracht namelijk niet schrijven, maar... typen!

Slide 41 - Slide

Schrijven
Je maakt de opdracht in Teams. Als het goed is, hebben jullie allemaal een account voor teams waarbij je kan inloggen. 

In de opdracht staat precies wat moet je doen. Je kan in het document in Teams gelijk typen. Dit zorgt ervoor dat je geen gedoe hebt met inleveren en dat ik direct kan kijken wat je doet. 


Slide 42 - Slide

Schrijven... maar dan typen
  1. Pak allemaal een Chromebook
  2. Gebruik de Chromebook als gast
  3. Ga naar Teams.Microsoft.com
  4. Ga naar het team KT1D Ne (dit staat voor Nederlands)
  5. Klik op opdrachten
  6. Klik dan op Nederlands oefenopdracht KT1D
  7. Klik op de opdracht en zie de instructie
  8. Klik op het document: KT1 oefenopdracht schrijven en maak hierin de opdracht!

Slide 43 - Slide

Toets bespreken
- Tel je punten goed na!

- Ik vertel het antwoord en het aantal punten dat je kon halen. 

- Heb je een vraag over jouw antwoord?
Zet dan met potlood er een uitroepteken bij
Kom dan NA de bespreking bij me

Slide 44 - Slide

Raadgedicht
We gaan zo een gedicht lezen, in het gedicht ontbreekt een woord. 

Als we het juiste woord raden, kunnen we een poëziepakket winnen! :-)

Slide 45 - Slide

Mindmap
1. Je gaat je mindmap verder uitbreiden.
2. Je gebruikt hiervoor de nieuwe informatie 
uit het boek. Welke personen? Welke plaatsen? Wat gebeurde er? 
timer
10:00

Slide 46 - Slide

Samen aan de slag!
opdracht 3 (blz. 51)

Slide 47 - Slide

Woordweb maken
We gaan zo een video kijken. De video gaat over 'The Blind Run'

1. Je krijgt een papiertje 
2. In het midden schrijf je; 'The Blind Run'
3. Om het woord heen schrijf je, tijdens het kijken van de video,  minimaal 7 woorden over The Blind Run op

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Video

Samen maken!
Opdracht 3 (blz. 14-15) 

We maken de opdracht samen. Je schrijft mee zodat het goed in jouw schrift staat! 

We maken vraag 2 t/m 8


Slide 50 - Slide

Keuze A

Vind je Nederlands nog best moeilijk
Wat?: opdracht 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: zachtjes overleggen
Klaar? Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek




Keuze B

Vind je Nederlands best makkelijk?
Wat?: opdracht 4* & 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: probeer het eens alleen! Vraag daarna je buurman of buurvrouw.
Klaar?: Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek. 

timer
10:00

Slide 51 - Slide

Hoe ging het?

Wat vond je lastig, wat vond je makkelijk?


Slide 52 - Slide