Economie week 13 - Hoofdstuk 5 - 5.1 en 5.2

Economie
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare school

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Economie

Slide 1 - Slide

Beste leerlingen uit 2M, 
De komende weken zullen jullie vanuit huis onderwijs moeten volgen. Met behulp van LessonUp probeer ik de stof voor economie over te dragen. Jullie krijgen elke week een nieuwe les waarin we twee paragraven zullen behandelen. 

Vergeet niet dat deze manier van les geven voor jullie én voor ons als docent nieuw is. Als er dus tips zijn zou ik dat graag willen weten. Jullie kunnen mij bereiken via magister of de mail: ska@rijswijkslyceum.nl. 

Heel veel succes en let vooral goed op jezelf! 
Z. Saka 

Beste leerlingen uit 2M,  

De komende weken zullen jullie vanuit huis onderwijs moeten volgen. Met behulp van LessonUp probeer ik de stof voor economie over te dragen. Jullie krijgen elke week een nieuwe les waarin we twee paragraven zullen behandelen.  
 
Vergeet niet dat deze manier van les geven voor jullie én voor ons als docent nieuw is. Als er dus tips zijn zou ik dat graag willen weten. Jullie kunnen mij bereiken via magister of de mail: ska@rijswijkslyceum.nl.  
 
Heel veel succes en let vooral goed op jezelf!  

Z. Saka 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 
In deze presentatie leer je...

  • wat voor markten er zijn. 
  • wat vraag en aanbod op de markt is.  
  • wat marketing is.  

Slide 3 - Slide

Soorten markten 
Er zijn plaatsen waar handelaren hun goederen te koop aanbieden. Consumenten komen daar om iets te kopen. Zo’n markt is bijvoorbeeld de weekmarkt die je in veel plaatsen hebt. 

Een ander soort markt is de woningmarkt. Dat is het totaal van alle woningen die te koop staan en alle mensen die op zoek zijn naar een woning. 

Slide 4 - Slide

Vraag en aanbod
Op elke markt is er vraag en aanbod van producten.  

Vraag op de markt gaat over alles wat mensen (consumenten) willen kopen. 
Aanbod op de markt is alles wat producenten te koop aanbieden. 

Slide 5 - Slide

Marketing 
Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen, noem je marketing. 

Slide 6 - Slide

Sleep de onderstaande personen naar de juiste markten
Arbeidsmarkt 
Financiële markt 
Huizenmarkt 
Oliemarkt 
- Iemand die werk zoekt 
- Makelaar 

- Eigenaar benzinestation 
- Bankier 

Slide 7 - Drag question

Aan de slag!
  1. Lees de theorie van 5.1 
  2. Maak opdracht 4,6,8,10,11,12 en 15 van paragraaf 5.1 uit je boek. 


Aan het begin van een nieuwe week stuur ik de antwoorden zodat je het zelf kunt nakijken. 
Als je vragen hebt kun je mij altijd een bericht via magister sturen. 


Slide 8 - Slide

Leerdoelen 
In deze presentatie leer je...
  • wat de inkoopprijs is 
  • wat brutowinstopslag is 
  • hoe je meer kan verdienen, met minder werken 
  • hoe je de verkoopprijs berekent 
  • wat afzet en omzet is en hoe je de omzet kunt berekenen 

Slide 9 - Slide

Inkoopprijs 
Een winkelier koopt zijn producten meestal in bij een groothandel. De prijs die een winkelier voor een product betaalt, noem je de inkoopprijs

Slide 10 - Slide

Brutowinstopslag 
Een winkelier verkoopt zijn producten voor een hoger bedrag dan de inkoopprijs. Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt, noem je de brutowinstopslag. 

Brutowinstopslag wordt ook wel brutowinstmarge of gewoon brutowinst genoemd. 

Slide 11 - Slide

De verkoopprijs berekenen
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag  
Voorbeeld  
De inkoopprijs van een sporttas is € 15. De winkelier rekent een brutowinstopslag van 60%. Wat wordt de verkoopprijs? 

Brutowinstopslag: 60 ÷ 100 × € 15 = € 9 
Verkoopprijs: € 15 + € 9 = € 24 

Slide 12 - Slide

Afzet en omzet
Het aantal producten dat je verkoopt, noem je de afzet. (Afzet = Aantal) 
Het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten, noem je de omzet of verkoopopbrengst. (Omzet = Opbrengst) 

Slide 13 - Slide

De omzet berekenen
Omzet = afzet × verkoopprijs 
 
Voorbeeld  
In een zwembad verkoopt Ron op een dag 372 blikjes fris. De prijs van één blikje is € 2,25. 
Hoeveel omzet heeft Ron? 
372 × € 2,25 = € 837 

Slide 14 - Slide

Voor je telefoonwinkel koop je een smartphone in voor €140. Je rekent een brutowinstmarge van 45%. Wat is de verkoopprijs van deze telefoon?
A
€77
B
€253
C
€203
D
€63

Slide 15 - Quiz

Aan de slag!

  1. Lees de theorie van 5.2
  2. Maak opdracht 21,26,27 t/m 30, 31 en 34 van paragraaf 5.2 uit je boek. 


Aan het begin van een nieuwe week stuur ik de antwoorden zodat je het zelf kunt nakijken. 
Als je vragen hebt kun je mij altijd een bericht via magister sturen. 


Slide 16 - Slide