This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom 2A!
Vandaag:
Lezen in je boek
Theorie spelling H2 - Hoofdletters en leestekens
Opdrachten maken
Slide 1 - Slide
Hoe vaak ga jij naar de bibliotheek?
Nooit
1 x per maand of 1 x per twee maanden.
1 x per drie weken, ongeveer.
Elke week
Slide 2 - Poll
Aan het eind van de les kun je:
punten, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken;
komma's en dubbele punten gebruiken;
hoofdletters gebruiken, ook in namen en woorden die van namen zijn gemaakt;
Eerst: wat weet je al?
Slide 3 - Slide
Hoofdletters
Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt, een vraagteken of een uitroepteken.
Hoofdletters
aan het begin van een zin: Het feest duurt tot tien uur.
als de zin met 's begint, verschuift de hoofdletter: 's Middags eet ik brood.
bij namen: Stan Mol, Jan Ligthartstraat, Kampen, Volvo, Kerstmis, Nike
bij woorden die van namen zijn gemaakt: Oost-Europese, Chinese
Let op! Namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken krijgen geen hoofdletter.
Slide 4 - Slide
Hoofdletters
Geen hoofdletters
anneke
docent
de jongen
maandag
rotterdam
januari
ijssel
klaslokaal
bolle harrie
apeldoorn
Slide 5 - Drag question
Leestekens
Komma
tussen twee persoonsvormen
tussen de delen van een opsomming
na een naam of een uitroep aan het begin van een zin
voor voegwoorden, zoals maar, want, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, zodat, zodra
Dubbele punt: laat zien dat je iets aankondigt of opsomt.
Citaat: iemands woorden letterlijk weergeven. Je gebruikt hiervoor (soms) een dubbele punt en aanhalingstekens: Jan vroeg: 'Kom je morgen bij mij langs?'
Slide 6 - Slide
Welk leesteken mist er in de zin?
Als je dat wilt moet je dat doen.
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken
Slide 7 - Quiz
Voor welk woord komt de komma?
Ga eens aan het werk Emma.
Slide 8 - Open question
Voor het woordje 'en' komt ........ komma.
A
geen
B
een
Slide 9 - Quiz
Voor welk woord komt de komma?
Hij is ziek want hij heeft koorts.
Slide 10 - Open question
Aanhalingstekens gebruik je als je iets letterlijk opschrijft.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Plaats de aanhalingstekens op de juiste plek in de zin:
Fiets je mee? , vroeg Dieke aan Cas.
timer
1:00
Slide 12 - Open question
Aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 5 van Taalverzorging - Spelling: Hoofdletters en leestekens uit het boek! Blz. 59
Klaar? Lees in je leesboek of ga aan de slag met je boekverslag
Slide 13 - Slide
Ik kan......
punten, uitroeptekens en vraagtekens gebruiken;
komma's en dubbele punten gebruiken;
hoofdletters gebruiken, ook in namen en woorden die van namen zijn gemaakt.
Slide 14 - Slide
Wat doen we morgen:
Taalverzorging - Spelling: Hoofdletters en leestekens
opdr. 1 t/m 5
Lezen in je leesboek en leren voor je SO van maandag