Schrijven 1.1 en 1.2

Schrijven 1.1 en 1.2 
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Schrijven 1.1 en 1.2 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen vandaag?
1.  Korte opdracht in tweetallen tekstpuzzel
2. Uitleg 1.1 Voorbereiden en 1.2 fase van uitvoeren          
3. Zelfstandig  opdrachten maken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Tekstpuzzel
Lees de verschillende alinea's van 
de tekst en probeer ze 
in de juiste volgorde te leggen.

Wie denkt alles goed te hebben?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

timer
0:30

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leespuzzel 

Slide 5 - Slide

Worddocument 2 x vind je op de onedrive van Nadia
Naam: opdracht legpuzzel in delen bij schrijven 1.2 Uitvoeren NN 
Wat is de overeenkomst tussen een advertentie, een gedicht en een recept voor tomatensoep?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Welke tekstsoorten ken je allemaal? (behalve recept, gedicht, advertentie)

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Tekstsoorten:
mail, kaartje, uitnodiging, enquête, folder, affiche, poster, flyer, advertentie, gedicht,
zakelijke brief, column, instructie, ingezonden brief, offerte, recept, etiket, memo, zakelijke e-mail, bijsluiter, klachtenbrief
Welke ken je niet?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Column
Een column is een met regelmaat verschijnend, kort stukje normale tekst van een bepaalde auteur. Vaak wordt een column in een krant of tijdschrift gepubliceerd, maar ook gesproken columns op radio of televisie, of publicatie op internet komen voor

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is een schrijfplan?
  • Dit is een plan dat je maakt voordat je een tekst gaat schrijven. 
  • In dit schrijfplan staat de indeling van je tekst (inleiding, middenstuk en slot), de deelonderwerpen en de korte inhoud per alinea. 
  • In Nu Nederlands vind je een schrijfplan.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Bepaal vooraf het onderwerp van de tekst.
  • Als je zelf een onderwerp mag kiezen, kies dan iets waar je wat van weet.
  • Deel het onderwerp in in deelonderwerpen.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bepaal vooraf de doelgroep (voor wie je schrijft).
  • Schrijf je voor klanten?
  • Schrijf je voor een collega?
  • Schrijf je voor je docent Nederlands?

De ene doelgroep heeft meer uitleg en makkelijkere taal nodig dan de andere doelgroep.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bepaal vooraf het doel van de tekst. Wat wil je ermee bereiken?
  • Wil je de lezer informatie geven? (informeren)
  • Wil je de lezer iets uitleggen? (instrueren)
  • Wil je de lezer jouw mening vertellen? (mening geven)
  • Wil je dat de lezer jouw mening gaat overnemen? (overtuigen)
  • Wil je dat de lezer iets gaat doen? (activeren)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

inoefenen




Het onderwerp van deze advertentie is: Inventum Elektrisch Kussen HNK20. Waarschijnlijk wist de schrijver niet goed wat hij over dat onderwerp moest vertellen.
Kies de twee zinnen die hij sowieso weg had kunnen laten.

Slide 17 - Slide

Tijdens de koude wintermaanden is het namelijk koud.
Dan heeft u het niet meer koud, maar lekker warm.

inoefenen




Het publiek van deze tekst is: mensen die geïnteresseerd zijn in een elektrisch kussen. Dat publiek wil waarschijnlijk meer informatie.
Welke vragen zou een mogelijke koper kunnen hebben? 

Slide 18 - Slide

  • Hoe dik is het kussen?
  • Hoe warm wordt het kussen?
  • Wat voor soort vulling zit er in het kussen?
  • Waarvan is de buitenkant gemaakt (de tijk)?
  • Hoe lang is het snoer?
  • Zit er een timer op?
  • Is de hoes afneembaar? (bijvoorbeeld om die te wassen)
1.2 Uitvoeren (fase 2)
 In deze fase schrijf je de tekst: 
je werkt je ideeën uit tot een samenhangende tekst. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Parafraseren en citeren
Wat is het en wat is het verschil?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wat is het hoofddoel van een strip ?
A
De lezer amuseren
B
De lezer een instructie geven
C
De lezer informeren
D
De lezer activeren

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions


Wat is het hoofddoel van een recensie?
A
amuseren
B
overhalen
C
mening geven
D
instrueren

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het hoofddoel van een reclametekst?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een doelgroep?
A
Een groep mensen die jij wil bereiken met jouw activiteit.
B
Een groep mensen
C
een groep met een doel.
D
een klas zoals op school.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor tekstsoort
is dit?
A
instructietekst
B
betogende tekst
C
informatieve tekst
D
verhalende tekst

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Tekstsoort?
A
betoog
B
nieuwsbericht
C
artikel
D
oproep

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Tekststructuur van een betoog:
A
voor- en nadelen
B
standpunt-argument
C
beschrijving
D
verklaring

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Is dit formeel of informeel?
Met vriendelijke groet,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Is een zakelijke brief formeel of informeel?
A
Formeel
B
Een combinatie van formeel en informeel
C
Dat mag je zelf bepalen
D
Informeel

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Bronvermelding is alleen verplicht bij citeren, niet bij parafraseren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat is parafraseren?
A
Herhalen wat er gezegd wordt
B
In andere bewoordingen weergeven wat er gezegd wordt
C
Antwoord geven
D
Informatie geven

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat is citeren?
A
Iets onder woorden brengen
B
Iets laten zien
C
Een deel uit de tekst precies overschrijven

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Zelfstandig aan de slag
3F      Schrijven 1.1 Opdracht 3 en 4
           Schrijven 1.2 Opdracht 1, 2, 3 en 4

2F     Schrijven 1.1 Opdracht 2 en 3
          Schrijven 1.2 Opdracht 1, 2 en 4

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

kieskompas.nl
OF stemwijzer.nl

Vraag uitleg als je iets niet begrijpt.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions