Oefentoets V3abd Latijn voor La3t1

Oefentoets Latijn V3abd
1 / 27
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets Latijn V3abd

Slide 1 - Slide

Dit is een oefentoets over de leerstof van thema 4: Pompeii
Door deze vragen te beantwoorden:
  • weet je beter wat je kunt verwachten op de toets van 2 februari
  • kun je jezelf controleren
  • kun je leren van je fouten

Houd bij het maken van deze oefentoets in ieder geval tekst 25 en 27 bij de hand. Je kunt ervoor kiezen om tijdens deze oefentoets antwoorden op te zoeken in je boek ( dan zet je jezelf in 'leermodus') of je maakt deze oefentoets zonder hulpbronnen (dan gebruik je deze oefentoets ter controle van wat je weet en niet weet).
Na het beantwoord van elke vraag, kun je jezelf controleren door te klikken op 'toon antwoord' of 'geef uitleg'.

Om je voor te bereiden op de toets, verwijs ik ook nog naar de leesvragen die jullie eerder al bij tekst 25 hebben gemaakt. Je kunt dat bestand vinden in de studiewijzer bij de toetsstof.

Slide 2 - Slide

TEKST 25 regel 1: mandata

Noteer in het Nederlands de handelingen die hiermee worden bedoeld. Baseer je antwoord op regel 1-12.

Slide 3 - Open question

TEKST 25
Bekijk de afbeelding hiernaast.
Citeer uit regel 1-12 het Latijnse tekstelement dat weergeeft wat je ziet.

Slide 4 - Open question

TEKST 25 regel 11-12: Stephanus sermonem servorum non bene excipere potuit, sed servos suos eorum domino maledicere intellexit.

Citeer uit deze zin het voegwoord.
TIP
Hier vind je meer informatie over voegwoorden.

Slide 5 - Open question

TEKST 25 regel 11-12: Stephanus sermonem servorum non bene excipere potuit, sed servos suos eorum domino maledicere intellexit.

Het voegwoord in deze zin is:
TIP
Hier vind je meer infromatie over de termen neven- en onderschikkend
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 6 - Quiz

TEKST 25 regel 11-12: Stephanus sermonem servorum non bene excipere potuit, sed servos suos eorum domino maledicere intellexit.

Citeer uit deze zin het werkwoord dat de AcI inleidt.

Slide 7 - Open question

TEKST 25 regel 11-12: Stephanus sermonem servorum non bene excipere potuit, sed servos suos eorum domino maledicere intellexit.

Citeer uit deze zin de subjectsACC.

Slide 8 - Open question

TEKST 25 regel 18: Intravit serva, cui dixit Lysander:

Citeer uit deze zin het woord dat de twee persoonsvormen met elkaar verbindt.

Slide 9 - Open question

TEKST 25 regel 18: Intravit serva, cui dixit Lysander:

Welke woordsoort is cui?

Slide 10 - Open question

TEKST 25 regel 18: Intravit serva, cui dixit Lysander:

Citeer het antecedent van cui.

Slide 11 - Open question

TEKST 25 regel 18: Intravit serva, cui dixit Lysander:

Noteer de naamval, geslacht en getal van cui.
(doe dat in die volgorde, met komma's ertussen en gebruik geen afkortingen)

Slide 12 - Open question

TEKST 25 Regel 1 tot en met 20.

Welke gebeurtenis uit regel 1 tot en met 20 heeft het langst geleden plaatsgevonden?
A
Stephanus geeft zijn slaven een opdracht
B
Stephanus verkoopt zijn slaven
C
Stephanus' slaven wassen de kleding
D
Stephanus kan zijn slaven niet goed horen

Slide 13 - Quiz

TEKST 25 Regel 27: lentius

Wat is de juiste vertaling van dit woord?
A
langzaam
B
langzamer
C
het langzaamst
D
te langzaam

Slide 14 - Quiz

TEKST 25 Regel 27: irata

Wat is waar over dit woord?
A
het is een bijwoord
B
het is een nominativus
C
het is vrouwelijk
D
het is een comparativus

Slide 15 - Quiz

TEKST 25 Regel 28: humillimi

Wat is NIET waar over dit woord?
A
het is een bijvoeglijke naamwoord
B
het is een vocativus
C
het is mannelijk
D
het is een comparativus

Slide 16 - Quiz

TEKST 25: Regel 30: quibus

Wat is NIET waar over dit woord?
A
het is een betrekkelijk voornaamwoord
B
het is een ablativus
C
het is mannelijk
D
het antecedent is servi

Slide 17 - Quiz

TEKST 25 regel 33: Exiit.

Noteer de naam van het onderwerp van exiit.

Slide 18 - Open question

De volgende vragen gaan over
tekst 27

Slide 19 - Slide

TEKST 27 regel 7-8: terram tremere

Citeer uit het voorafgaande het tekstelement dat hier inhoudelijk mee overeenkomt.

Slide 20 - Open question

TEKST 27 regel 1: in tepidario

Welke uitspraak over het tepidarium is correct?
A
dit was de lauwwarme ruimte
B
dit was een cafeetje
C
dit was de hete ruimte
D
dit was de omkleedruimte

Slide 21 - Quiz

TEKST 27, regel 3 tot en met 9
Welk van onderstaande woorden hoort er niet bij?
TIP
Let op de woordsoort.
A
heri (r3)
B
nuper (r4)
C
multa (r8)
D
magnopere (r9)

Slide 22 - Quiz

TEKST 27 regel 13-14: Holconius, 'Et ego', inquit-gravissimi deleverunt.

Waarom denkt Holconius dit?
TIP
Het antwoord staat in regel 17-19.
A
omdat de tempel van Jupiter is ingestort
B
omdat de tempel van Jupiter niet is gerepareerd
C
omdat Jupiter boos is
D
omdat Jupiter de god van de aardbevingen is

Slide 23 - Quiz

TEKST 27 regel 17: scimus

Wie is het niet-uitgedrukte onderwerp?
TIP
Het antwoord staat in regel 17-19.
A
mannen
B
de gasten van het badhuis
C
Holconius, Stephanus en Severus
D
de inwoners van Pompeii

Slide 24 - Quiz

TEKST 27 regel 30: quisque

Waar verwijst dit naar?
A
de inwoners van Pompeii
B
Holconius, Stephanus en Severus
C
de slaven die in het badhuis werken
D
de gasten in het badhuis

Slide 25 - Quiz

TEKST 27
Welke twee voortekenen van de naderende vulkaanuitbarsting worden ervaren door de personages in tekst 27?
A
ze zien een wolk en voelen aardschokken
B
ze voelen aardschokken en ruiken een zwavelgeur
C
ze horen onweer en voelen aardschokken
D
ze zien asdeeltjes neervallen en het wordt donker

Slide 26 - Quiz

Hoe heet de schrijver van het ooggetuigenverslag van de uitbarsting van de Vesuvius?
A
Plinius
B
Julius
C
Holconius
D
Tacitus

Slide 27 - Quiz