Ik ken de vier manieren om een tekst in te leiden.
Ik ken de manieren waarop een schrijver de tekst kan afronden.
Ik kan het onderwerp van zakelijke teksten benoemen.
Ik kan het deelonderwerp van een tekst benoemen.
Ik kan de kernzin aanwijzen en uitleggen waarom dat de kernzin is.
Ik ken de functie van een tussenkopje.
Ik kan hoofdzaken en bijzaken van elkaar onderscheiden.
Ik kan aangeven waar verwijswoorden naar verwijzen.