Herhaling: Thema 3

Herhaling thema 3 (3A)
5 minuten opstarten
Zometeen komt de uitleg, zorg ervoor dat je mee kan schrijven!
Vandaag: Collegeles
timer
5:00
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Herhaling thema 3 (3A)
5 minuten opstarten
Zometeen komt de uitleg, zorg ervoor dat je mee kan schrijven!
Vandaag: Collegeles
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
 opstarten
College thema 1 en 2
Keuze maken voor de weektaak

Slide 2 - Slide

De examenstof
Th. 1 Organen en cellen (3A)
Th. 2 Voortplanting en ontwikkeling (3A)
Th. 3 Erfelijkheid en evolutie (3A)
Th. 6 Ecologie (3B)
Th. 8 Gedrag (3B)
Th. 9 Planten (4A)
Th. 10 Regeling (4A)
Th. 11 Zintuigen (4A)
Th. 12 Voeding en vertering (4B)
Th. 13 Transport en afweer (4B)
Th. 14 Gaswisseling en uitscheiding (4B)





Slide 3 - Slide

Thema 3

Slide 4 - Slide

Genotype
  • In de eerste lichaamscel zitten 46 chromosomen
  • Hierin staat informatie voor erfelijke eigenschappen
  • Voorbeeld?
  • Al deze eigenschappen samen = genotype

Slide 5 - Slide

Gen en Allel
  • Chromosomen bestaan uit stukjes DNA die informatie bevatten voor erfelijke eigenschappen --> Genen
  • Allel= Invulling van het Gen
  • Bijvoorbeeld: Gen = oogkleur, Allel= Blauw

Slide 6 - Slide

Gen en Allel
  • Maar je hebt twee chromosomen gekregen, van Pa en Ma, dus ook twee invullingen van genen
  • Zie bord:

Slide 7 - Slide

Fenotype
  • Wat staat er in haar genen over haar haarkleur?
  • Geen idee
  • Ze heeft een ander uiterlijk dan wat er in haar genen staat
  • Fenotype =  het uiterlijk van een organisme

Slide 8 - Slide

Homozygoot en heterozygoot
  • Als er toevallig 2 dezelfde genen zijn, bijvoorbeeld blauwe ogen ben je homozygoot voor de eigenschap
  • Bij twee verschillende, bijvoorbeeld 1 blauw en 1 groen, ben je heterozygoot

Slide 9 - Slide

Dominant en recessief
  • Genen kunnen dominant (D) of recessief (d) zijn
  • Als de dominante voorkomt in je genen dan komt dat in je fenotype
  • Mogelijkheden: DD, dd, Dd

Slide 10 - Slide

Intermediair
  • Soms zijn genen niet helemaal dominant
  • Dan uiten ze een beetje van beide

Slide 11 - Slide

Kruisingen
  • Om bepaalde erfelijke eigenschappen te "berekenen" gebruiken fokkers kruisingsschema's
  • P generatie betekend ouders (Parentes)
  • F-generatie staat voor nakomelingen (Filii) dit kan F1, of F2 zijn

Slide 12 - Slide

Afsluiting
  • Bij een frettensoort is donkere vacht (A) dominant over lichte vacht (a)
  • Een heterozygoot mannetje wordt gekruist met een vrouwtje met een lichte vacht
  • Wat zijn de genotypen van de ouders?
  • En de verhoudingen van de F1?

Slide 13 - Slide

De stappen
  • Bekijk het bord: 
  • Rondje = Vrouw
  • Vierkantje = Man
  • Bekijk het fenotype van elk gezinslid
  • Vul daarna in waar kan

Slide 14 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting
  • In de landbouw wordt ongeslachtelijke voortplanting toegepast
  • Dan hoef je geen kruising te doen!
  • Waarom?
  • Nakomelingen zijn identiek
  • Stekken: kan thuis ook!
  • Aardappelplant: knollen

Slide 15 - Slide

Geslachtelijke voortplanting
  • Bij geslachtelijke voortplanting worden er steeds nieuwe, unieke fenotypen gemaakt
  • Door zaadcellen en eicellen
  • Kijk maar in de klas
  • Verschillende genotypen = verschillende fenotypen

Slide 16 - Slide

Mutaties
  • Bij een gewone celdeling wordt het genotype van de moedercel doorgegeven aan de dochtercellen
  • Het genotype kan (soms) hierbij beschadigen
  • Een plotselinge verandering van het genotype: mutatie

Slide 17 - Slide

Mutaties
  • Bij de gewone celdeling is er maar 1 cel die wordt aangepast
  • De gevolgen van een mutatie is een geslachtscel kunnen veel meer gevolgen hebben, waarom?
  • Stel je voor: een gemuteerde zaadcel bevrucht een eicel

Slide 18 - Slide

Mutagenen
  • Bepaalde stoffen kunnen er voor zorgen dat deze mutaties vaker plaatsvinden
  • Asbest
  • UV-straling
  • Sigarettenrook
  • Andere stralingen, voorbeeld?

Slide 19 - Slide

Mutatie en kanker
  • Kanker is een plotselinge mutatie in een lichaamscel, deze kan overal ontstaan
  • De cel heeft een afwijking dat hij ongeremd gaat delen
  • De gedeelde cellen hebben ook deze mutatie

Slide 20 - Slide

Soort
  • Sommige dieren lijken veel op elkaar maar zijn de zelfde soort.
  • Organismen behoren tot dezelfde soort als ze vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
  • Wat bedoelen we hiermee?
  • Wanneer de kinderen ook kinderen kunnen krijgen

Slide 21 - Slide

Ras
  • Groep organismen binnen één soort die verschilt van de rest van de soort
  • Door erfelijke eigenschappen
  • Bijna altijd kunstmatig ontstaan

Slide 22 - Slide

Evolutie
  • Hoe zijn al de verschillende organismen ontstaan?
  • De theorie waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen heet de evolutietheorie

Slide 23 - Slide

Evolutie
  • 3 kernconcepten:
  • Variatie in genotype
  • Natuurlijke selectie
  • Ontstaan nieuwe soorten

Slide 24 - Slide

De keuze's
  1. Timmy/Tammy: Ik wil de leerstof goed tot mij nemen
  2. Voorbeelden?
  3. Spike: Ik wil goed de leerstof kunnen toepassen tijdens de tentamens/examens
  4. Voorbeelden?
  5. Johnny/Jenny: Ik wil op mijn eigen manier bezig met het verwerken van de leerstof
  6. Voorbeelden?

Slide 25 - Slide

De afspraken
  1. Je maakt een product en kan aantonen hoeveel tijd je er aan hebt gespendeerd
  2. Deze week maak je voor thema 1 en/of 2 een keuze
  3. Welke hulp kan ik geven?
    - Oefentoetsen
    - Leerdoelen vorig jaar
    - Helpen met je keuze maken

Slide 26 - Slide

Zelfstandig aan de slag
Maak een keuze
Je hebt 1 les om een product te maken
timer
10:00

Slide 27 - Slide

Vragenlijst
  1. bsot.nl
  2. Klas: 4M (hoofdletters)
  3. Code: ADV-906

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

De vrouw (XX)
  • We noemen dit ovulatie, of eisprong
  • De follikel neemt vocht op en barst open
  • De eicel wordt door de eileiders vervoerd richting de baarmoeder

Slide 30 - Slide