H5.1 Genotype en fenotype

H5.1 Genotype en fenotype
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

H5.1 Genotype en fenotype

Slide 1 - Slide

Wat ga je leren?
- Je kunt benoemen dat alle cellen van je lichaam dezelfde erfelijke informatie bevatten.
 
- Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.

Slide 2 - Slide

Erfelijkheid
Je lichaam is opgebouwd uit cellen. Alle cellen hebben een celkern met daarin de informatie voor je erfelijke eigenschappen. Die informatie heb je gekregen van je ouders.

Slide 3 - Slide

Erfelijkheid
De cellen waaruit je lichaam is opgebouwd, heten lichaamscellen. 
Elke celkern van elke lichaamscel bevat 46 chromosomen. Chromosomen zijn lange, dunne draden in de celkern. Ze bestaan uit de stof DNA. 
In het DNA is de informatie opgeslagen voor je erfelijke eigenschappen.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Celdeling
Al je lichaamscellen zijn ontstaan uit één enkele, bevruchte eicel. Door celdeling ontstaan nieuwe cellen uit de bevruchte eicel. Bij elke celdeling worden de chromosomen gekopieerd. 

Elke dochtercel krijgt een complete set chromosomen. Daardoor bevat elke celkern van elke lichaamscel dezelfde erfelijke informatie. Deze informatie erf je van je ouders 

Slide 6 - Slide

dochtercel is een
cel die ontstaat uit een moedercel tijdens celdeling

Slide 7 - Slide

Genen
Je chromosomen bevatten informatie over duizenden eigenschappen. Voor elke eigenschap zijn een paar stukjes DNA nodig.

Een gen bestaat uit de stukjes DNA die samen de informatie voor één eigenschap bevatten. 

Slide 8 - Slide

Genotype
De 46 chromosomen in één celkern bevatten samen alle genen, dus de informatie voor al je erfelijke eigenschappen. Deze complete informatie noem je het genotype. 

Het genotype ontstaat op het moment van bevruchting. 
De chromosomen van de vader en de moeder komen bij elkaar in één cel. Uit die ene cel ontstaan alle andere cellen van een organisme.

Slide 9 - Slide

Fenotype
 Alle eigenschappen van een organisme noem je het fenotype. Bij het fenotype horen de zichtbare eigenschappen, zoals de oogkleur. Maar ook de onzichtbare eigenschappen horen erbij, zoals je bloeddruk of de bouw van je organen.

Slide 10 - Slide

Fenotype
Het fenotype wordt bepaald door je genotype, maar ook je leefstijl en de omgeving hebben er invloed op. Bijvoorbeeld: als je van jezelf bruin haar hebt, komt dat door je genotype. Maar als je het paars verft, ziet je haar er anders uit. Je fenotype verandert dan door je leefstijl. 

 Je genotype verandert niet!

Slide 11 - Slide

Eigenschappen
Sommige eigenschappen worden vooral bepaald door je genotype, bijvoorbeeld je oogkleur. Andere eigenschappen worden bepaald door je leefstijl of omgeving, bijvoorbeeld een litteken. 
De meeste eigenschappen worden zowel bepaald door je genotype als door je leefstijl of omgeving. 

Slide 12 - Slide

Fenotype verandert




                                 Genotype niet!

Slide 13 - Slide

Vragen?

Slide 14 - Slide