deelwoorden

Werkwoordspelling
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les weet ik...
  • Wanneer ik een voltooid deelwoord moet schrijven.

  • Weet ik wat ik een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is.
  • Weet ik wat een onvoltooid deelwoord is.




Slide 2 - Slide

Vorige lessen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd
Onderwerp
Infinitief (hele werkwoord)

Slide 3 - Slide

De PV is een werkwoord.
A
ja
B
nee
C
soms wel, soms niet

Slide 4 - Quiz

Schrijf de gebiedende wijs op
..... onmiddellijk naar huis! (gaan)

Slide 5 - Open question

Schrijf het infinitief op
Wij gaan een auto ..... (kopen)

Slide 6 - Open question

Schrijf de gebiedende wijs van de 2 zinnen op.
1. ...... die voetbal weg! (schieten)
2. .... die sleutels even neer. (Leggen)

Slide 7 - Open question

Voltooid deelwoord
  • De voltooide tijd geeft aan dat iets al voltooid is.
Het heeft altijd hulp van de hulpwerkwoorden: hebben, zijn of worden.

  • (1) Eerst na vijven heeft hij de koeien gemolken
  • Heeft is het hulpwerkwoord.
  • Gemolken is het voltooid deelwoord.


Slide 8 - Slide

Voltooid deelwoord - zwakke werkwoorden 
  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een 't' of 'd' bij zwakke werkwoorden.
  • Twee manieren om te weten te komen hoe je het voltooid deelwoord schrijft: 
- Maak het woord langer. Vaak hoor je of je een d of een t moet schrijven. 
- ’t sexy fokschaap of 't ex kofschip (alleen de medeklinkers)
Infinitief van het ww min –en. Zit de laatste letter in ’t sexyfokschaap of 't ex kofschip, dan schrijf je een T. Zit de laatste letter er niet in, dan schrijven we een d.

Voorbeeld:
De artikelen zijn besteld.
Zij hebben hard gefietst.

EEN VOLTOOID DEELWOORD EINDIGT NOOIT OP -DT

Slide 9 - Slide

Voltooid deelwoord - sterke werkwoorden
Een voltooid deelwoord eindigt meestal op 'en' bij sterke werkwoorden. Verder schrijven we het zoals je het hoort.

Voorbeelden:
Ik heb mijn zusje met haar huiswerk geholpen.
Wij hebben voor oma gezongen
De spullen zijn door mijn moeder gekocht.
Hij heeft van het feest genoten.


Slide 10 - Slide

Wat is in onderstaande zin het hulpwerkwoord en wat is het voltooid deelwoord?
Tim wordt door de reddingswerkers gezocht.

Slide 11 - Open question

Benoem het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord.
De kinderen hebben erg hard gewerkt op school.
A
Hebben & gewerkt
B
Hebben & erg hard
C
Gerwerkt op school
D
De kinderen hebben gewerkt

Slide 12 - Quiz

Vul de goede vorm in (pvtt): Het (sneeuwen) al sinds vanochtend zeven uur.

Slide 13 - Open question

TT: Een goede kok (proeven) zijn eten tijdens het koken.

Slide 14 - Open question

VT: De hele ochtend (wachten) ik op een telefoontje van mijn werk.

Slide 15 - Open question

Gisteren heb ik de blouse (ruilen) voor een broek.

Slide 16 - Open question

Bij de klantenservice (worden) veel (klagen) over de slechte wifiverbinding.

Slide 17 - Open question

Onvoltooid deelwoord
  • Een onvoltooid deelwoord is een woord dat aangeeft hoe iemand bezig is. Vaak doet iemand iets, terwijl hij/zij tegelijkertijd ook iets anders aan het doen is.
  • We schrijven het onvoltooid deelwoord op als infinitief (hele werkwoord) + D en soms +DE
  • Gapend fietste hij ’s ochtends naar school. Pratend aten de kinderen hun eten op. Lachend deden de kinderen daarna een spelletje. Huilend van het lachen viel ze van haar stoel.



Slide 18 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Het voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Het voltooid deelwoord staat dan voor een zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen of planten).

  • Bij zwakke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op een –t of een –d. Dan schrijf je een –e bij het bijvoeglijk naamwoord. 
  • De vergrote foto is mij heel dierbaar. Het geredde kind staat op de kant. De uitgebrande woningen staan op instorten. 

  • Bij sterke werkwoorden zijn het voltooid deelwoord en het bijvoeglijk naamwoord hetzelfde: De jongen is gevallen. De gevallen jongen. De geschrokken bejaarde.




Slide 19 - Slide

Schrijf het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord en het voltooid deelwoord op.
Het .......(doden) hert werd door de dierenambulance ....... (ophalen)

Slide 20 - Open question

Schrijf het onvoltooid deelwoord op.
........ ging hij het veld over. (rennen)

Slide 21 - Open question

Schrijf het onvoltooid deelwoord op.
Je moet geen ........ honden wakker maken. (slapen)

Slide 22 - Open question

Schrijf het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord op.
1. Het proefwerk is gemaakt. —> 2. Het ........ proefwerk. (maken)

Slide 23 - Open question

Welke stof van werkwoordspelling vind jij nog lastig?

Slide 24 - Open question

Welk onderdeel vind jij nog lastig?

Slide 25 - Open question