This lesson contains 24 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
BS 1 & 2 - bloed, bloedsomloop en bloedvaten
Slide 1 - Slide
Doelen
13.1.1 Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.
13.2.1 Je kunt in de dubbele bloedsomloop van de mens de kleine en de grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.
13.2.2 Je kunt de drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
13.2.3 Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen en je kunt de samenstelling van het bloed daarin aangeven.
Slide 2 - Slide
samenstelling bloed
Slide 3 - Slide
Bloedplasma
Bloed bestaat voor 55% uit bloedplasma
In het bloedplasma zitten eiwitten (fibrinogeen)
Fibrinogeen heeft met bloedstolling te maken (?)
Slide 4 - Slide
Hoe ontstaan bloedcellen?
Stamcellen in het beenmerg
worden:
-rode bloedcellen
- witte bloedcellen
-bloedplaatjes
Slide 5 - Slide
Rode bloedcellen
meeste bloedcellen zijn de rode bloedcellen (5 miljoen rode bloedcellen per kubieke millimeter)
Rode bloedcellen vervoeren zuurstof.
Rode bloedcellen hebben geen celkern
In rode bloedcellen zit hemoglobine.
Slide 6 - Slide
Rode bloedcellen
cellen zonder celkern
gemaakt in beenmerg van botten
rode kleurstof hemoglobine
rode bloedcellen vervoeren zuurstof (gaat vastzitten aan hemoglobine)
Bloedarmoede: te weinig rode bloedcellen / hemoglobine
5.000.000 per mm3
Slide 7 - Slide
Witte bloedcellen
Hebben wel een celkern.
Hebben geen vaste vorm.
3 type witte bloedcellen:
*Witte bloedcellen die
ziekteverwekkers insluiten.
*En witte bloedcellen die
antistoffen produceren.
*Witte bloedcellen die dode
celresten opruimen
Slide 8 - Slide
Bloedplaatjes
Bloedplaatjes zijn uiteengevallen rode bloedcellen
De functie van de bloedplaatjes is bloedstolling.
Slide 9 - Slide
Het proces van bloedstolling
1. Samentrekking van spieren rondom bloedvaten
2. Bloedplaatjes hechten aan plaats van wond 3. Bloedplaatjes gaan ten gronde, stoffen komen vrij. De vrijkomende stoffen (fibrinogeen en stollingsfactoren) brengen een keten van reacties op. 4. Fibrine vormt een netwerk van draden
Slide 10 - Slide
bloedstolling
bloedstolling
Slide 11 - Slide
Dubbele bloedsomloop
In 1 omloop komt het bloed 2x door het hart.
Holle aders - HART - longen - HART - aorta
Slide 12 - Slide
Kleine bloedsomloop
Hart -> longen -> hart
Functie van de kleine bloedsomloop is het afgeven van CO2 aan de longen en het opnemen van zuurstof uit de longen zodat er weer zuurstofrijk bloed ontstaat.
Slide 13 - Slide
Grote bloedsomloop
Hart -> alle organen -> hart
Functie van de grote bloedsomloop is het afgeven (brengen van) zuurstof aan alle organen (en cellen)
En CO2 en afvalstoffen afvoeren.
Slide 14 - Slide
Slagaders
- Slagaders vervoeren het bloed van het hart af.
- Bloed in de slagaders bevat veel zuurstof.
- De bloedruk in de slagaders is hoog.
- De wanden van de slagaders zijn dik en elastisch.
- Slagaders liggen diep in het lichaam.
Slide 15 - Slide
Haarvaten
De wand is maar 1-cellaag dik.
kleinste bloedvaatjes in organen en weefsels
slagaders gaan over in haarvaten
de bloeddruk is lager dan in slagaders
haarvaten gaan over in aders
krijgen de naam van orgaan waar ze zich bevinden (bijv. nierhaarvaten)
Slide 16 - Slide
Aders
aders bewegen naar het hart toe.
de aders hebben een dunnere wand. in de aders zitten kleppen om te voorkomen dat het bloed terug kan.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Bloed
Bloed zorgt voor transport van warmte, zuurstof, brandstof en afvalstoffen.
Bij inspanning gaat ook meer bloed naar je spieren!
En ook meer naar je huid, voor verlies van warmte.
Slide 19 - Slide
Het bloedvatenstelsel
Slide 20 - Slide
De poortader
= bloed dat van de dunne darm naar de lever stroomt. (met veel voedingsstoffen)
Leverslagader = brengt zuurstof naar de lever
Leverader = voert afvalstoffen af
Slide 21 - Slide
Aan de slag!
Wat:
Thema 13: basisstof 1: Maak opdracht 1 t/m 7
Thema 13: basisstof 2: Maak opdracht 1 t/m 7
Hulp nodig:
zoek het op in je boek
Uitkomst:
we bespreken de vragen met elkaar
Klaar?
Lees basisstof 3
Aan de slag!
timer
20:00
Slide 22 - Slide
Wat vind je nog onduidelijk van deze les? Waar heb je nog vragen over?