Zo vind je de persoonsvormen en onderwerpen in een samengestelde zin:
- zet de zin in een andere tijd:
je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom.
De werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen.
VB: Tom schreeuwt, omdat hij zijn arm heeft gebroken.
->
Tom schreeuwde, omdat hij zijn arm had gebroken.