Taalverzorging les 7: Werkwoordelijk gezegde H3

Taalverzorging les 7: Werkwoordelijk gezegde H3
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.

Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je boek Nederlands, je Chromebook en je schrift.
Stap 3: beantwoord de vraag in je schrift: Noem alle werkwoorden uit de zin: Klas 1mc zal vast wat lekkers willen eten tijden de lunch.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Taalverzorging les 7: Werkwoordelijk gezegde H3
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.

Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je boek Nederlands, je Chromebook en je schrift.
Stap 3: beantwoord de vraag in je schrift: Noem alle werkwoorden uit de zin: Klas 1mc zal vast wat lekkers willen eten tijden de lunch.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de persoonsvorm vinden in korte zinnen.
  • Je kunt de zinsdeelproef toepassen om de zin te verdelen in zinsdelen.
  • Je kunt het onderwerp vinden in korte zinnen.
  • Je kunt het werkwoordelijk gezegde vinden in korte zinnen.

Slide 2 - Slide

Hoe bereik je deze doelen? Wat gaan we doen?
  • Lezen
  • Nakijken huiswerk
  • Herhaling: persoonsvorm, zinsdeelstreepjes en onderwerp
  • Uitleg: werkwoordelijk gezegde
  • Oefenen: werkwoordelijk gezegde + zin helemaal ontleden.
  • Huiswerk: opdracht 1, 2 en 4 blz. 80+81

Slide 3 - Slide

Lezen
timer
7:00

Slide 4 - Slide

Antwoorden huiswerk -t of -d + ik-vorm tegenwoordige tijd: opdr. 2
1. vriend, gereisd 
2. veranderd
3. gespeeld
4. geverfd, geslaagd
5.  ingeslikt
6. bereid

Slide 5 - Slide

Opdr. 3
1. fietspad, asfalt
2. minister-president, vakbond
3. wegenwacht, uitlaat
4. lachend,  opgepropt, schoot
5. wedstrijd, geweld
6. sleepboot, recht

Slide 6 - Slide

Opdracht 4
1.  ik schreeuw                   7. ik keur goed
2. ik ga                                   8. ik  zeg op
3.  ik orden                           9. ik geef
4. ik praat                             10. ik stofzuig
5. ik rol                                   11. ik profiteer
6. ik reis                                 12. ik let op

Slide 7 - Slide

opdracht 6
1.  blijkbaar, andijviestamppot
2. stijgende, IJsselmeer
3. beddensprei, reiger
4.  Ongetwijfeld, karwei, nijptang
5. Verbijsterd, ravijn 
6. fonteintje

Slide 8 - Slide

Ontleed de zin helemaal (pv, zinsdelen, onderwerp): Bonnie en Helena zullen in deze les naast elkaar zitten.

Slide 9 - Open question

Benoem alle werkwoorden in de volgende zin: Bonnie en Helena zullen in deze les naast elkaar zitten.

Slide 10 - Open question

Aantekeningen: Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde (wg): Alle werkwoorden in de zin als het onderwerp iets doet.
Voorbeeld: Twee leerlingen kletsen tijdens de uitleg van mevrouw Dykstra.
Let op:
- De persoonsvorm hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde.
- Constructies als: aan het ... of te...... horen bij het werkwoordelijk gezegde.
- Scheidbare werkwoorden zoals: 'Ik belde vanmorgen mijn moeder alvast op' horen ook bij het werkwoordelijk gezegde.

Slide 11 - Slide

Benoem het wg van de zin: Benoem het wg: Meneer van de Schaaf, mevrouw Verwer en mevrouw Dykstra zijn een gezelschapsspel aan het spelen.

Slide 12 - Open question

Ontleed nu de zin helemaal (pv, zinsdeelstreepjes, ow en wg): Eerst eten we de maaltijd op aan de keukentafel.

Slide 13 - Open question

Instructie huiswerk
Maken: blz. 80+81 opdracht 1, 2 en 4
Leren: aantekeningen + blz. 80 theorie in het groene vak
Je werkt fluisterend aan de opdrachten. Ben je klaar? Lezen in je leesboek

Slide 14 - Slide