didactiek Periode 3 week 7

Didactiek P3 week 7
communicatie 
par 7.1 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Didactiek P3 week 7
communicatie 
par 7.1 

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les.
1. Je weet hoe de communicatie verloopt en kent de       bijbehorende basisbegrippen
2.  Je weet dat communicatie een cyclisch proces is
3.  Je weet wat externe ruis is en hoe daar mee om te gaan.

Slide 2 - Slide

Wat weet je over het begrip 'communiceren'?

Slide 3 - Mind map

Wat is cyclisch communiceren?
A: zender > boodschap> ontvanger
B: zender > boodschap> ontvanger> reageren> zender
A
A
B
B

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Verstoringen in communicatie noemen we 'ruis'.
Kun jij verstoringen opschrijven?

Slide 6 - Open question

Articuleren is:
A
langzaam praten
B
hard en zacht praten
C
woorden duidelijk uitspreken
D
variatie in toonhoogte

Slide 7 - Quiz

Wat weet jij over non-verbale communicatie?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Video

Ga staan en laat en open houding zien.

Slide 10 - Slide

En nu een gesloten houding

Slide 11 - Slide

Benoem wat je ziet aan non-verbale communicatie
Lees 'werken in de praktijk' op bladzijde 258

Slide 12 - Slide

Een goede discussie is een voorbeeld van slechte communicatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Je bent op vakantie in Egypte en je spreekt de taal niet. Dat noem je ruis.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Je vindt iemand niet aardig en vat zijn woorden niet positief op dat is....
A
open houding
B
gesloten houding
C
gekleurde ontvangst
D
aarzeltaal

Slide 15 - Quiz

Iemand zegt veel : 'uhmmm'
dat is aarzeltaal
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Je weet wat communicatie als cyclisch proces inhoudt
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Je weet wat externe ruis is
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Einddossier
Je maakt per periode voor elk vak één document waarin alle eindopdrachten staan, onderstaande criteria worden hierin verwerkt:

· Je kiest per vak 3 eindopdrachten uit waar je het meest trots op bent.
· Je maakt een voorblad voorzien van je naam, klas, docent van het vak, SLB’er en een afbeelding die aansluit bij het vak of onderwerpen van de eindopdrachten.
· Werk je documenten uit met lettertype Arial, lettergrootte 11.
· In de inleiding/ het voorwoord beschrijf je per eindopdracht bij welke les deze hoort, waar de les over ging, waarom je kiest voor deze opdracht, waarom je trots bent op deze opdracht, wat is de koppeling met stage, hoe kan je deze opdracht inzetten in je stageklas?








Slide 19 - Slide

Einddossier
· De 3 eindopdrachten beginnen ieder op een nieuwe pagina en je geeft duidelijk aan met een titel om welke opdracht het gaat.
· Als je voor een eindopdracht hebt samengewerkt, in opdracht van de docent, geef je duidelijk aan bovenaan je verslag met wie dat was.
· Als je kiest om vragen/ opdrachten uit het werkboek in te leveren als eindopdracht, staan de vraag en het antwoord verwerkt in een goed lopend verslag met daarin ook minimaal 1 afbeelding ter verduidelijking.
· Je levert het document uiterlijk zondag in lesweek 7 in op IL. Daarna is inleveren niet meer mogelijk. De docent zal hierna jouw opdrachten nakijken.

Slide 20 - Slide