hart

hart
1 / 27
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

hart

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hart-longen-hart is de.............?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

De kransslagaders
A
vervoeren zuurstof en glucose naar de cellen van het hart
B
vervoeren koolstofdioxide en andere afvalstoffen vanaf de hartcellen naar een holle ader

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke ziekte hoort de volgende beschrijving: 'het ontstaat door een zuurstoftekort van de hartspier. Bij inspanning of stress kan men een aanval krijgen. De patiënt klaagt over een beklemd gevoel op de borst en is vaak angstig'
A
Hartklepafwijking
B
Angina pectoris
C
Hepatitis
D
Hypertensie

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

In welk bloedvat is de druk het hoogst?
A
Ader
B
Haarvat
C
Slagader

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

De druk in in de bloedvaten als het hart zich ontspant is de
A
bovendruk
B
onderdruk

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

De hoogte van de bloeddruk is afhankelijk van een aantal factoren.
Vraag: Waarvan is de bloeddruk niet direct afhankelijk?
A
Elasticiteit bloedvaten
B
Diameter bloedvaten
C
Stroperigheid bloed
D
Zuurstofgehalte bloed

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke bijwerking kunnen alle bloeddrukverlagers geven?
A
Hypotensie
B
Hypertensie
C
Te hoog kalium
D
Te laag kalium

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke bijwerking is het minst logisch om te krijgen bij bloeddrukverlagers?
A
Duizeligheid
B
Flauwvallen
C
Moeheid
D
Spierpijn

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welke bijwerkingen komen vaak voor bij betablokkers
A
koude handen en voeten , nachtmerries
B
koude handen en voeten , darmklachten
C
diarree en zweten
D
opgeblazen gevoel en opgejaagd gevoel

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Calciumantagonisten werken altijd ...
A
Tegen het bloeddruksysteem
B
Op het hart
C
Plaspillen
D
Vaatverwijdend

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Welk geneesmiddel is geen Calciumantagonist?
A
Diltiazem
B
Felodipine
C
Nitroglycerine
D
Verapamil

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Calciumantagonisten worden behalve bij hypertensie ook gebruikt bij?
A
Oedeem
B
urineretentie
C
decompensatio cordis
D
angina pectoris

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoe worden Diuretica vaak genoemd?
A
maagmiddelen
B
hartmiddelen
C
plasmiddelen
D
vaatmiddelen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

wat zijn de sterkwerkende diuretica?
A
lis diuretica
B
thiazide diuretica
C
kalium sparende diuretica
D
weet ik niet

Slide 15 - Quiz

voorbeeld lisdiuretica: furosemide
voorbeeld thiazide : chlortalidon en hydrochloorthiazide
kaliumsparende: amiloride, spironolacton
wat is een kaliumsparende diuretica
A
spironolacton
B
chloorthalidon
C
indapamide
D
hydrochlorthiazede

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hartfalen: wat is geen veelvoorkomend symptoom van hartfalen?
A
vermoeidheid
B
kortademigheid
C
halfzijdige verlamming
D
vocht vasthouden

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Theorie:
Hartfalen kan worden ingedeeld in systolisch hartfalen en diastolisch hartfalen.

Vraag:Wat is het probleem bij systolisch hartfalen?
A
De hartspier ontspant niet goed
B
De hartspier knijpt niet goed samen
C
Het hart pompt te langzaam
D
Het hart kan zich niet goed vullen met bloed

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er als het RAAS systeem wordt geactiveerd?
A
de bloeddruk stijgt
B
de bloeddruk daalt

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Werking van RAAS remmers
A
bloedvaten verwijden
B
het bloeddruksysteem in de nieren remmen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welke 2 medicijngroepen horen onder RAAS remmers?
A
Diuretica en Lisdiuretica
B
Calciumantagonisten en Betablokkers
C
ACE remmers en AT II antagonisten

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

1. Cholesterol is onmisbaar voor je lichaam.
2. Cholesterol wordt geproduceerd door de lever.

A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Stelling 1 & 2 zijn juist
D
Stelling 1 & 2 zijn onjuist

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Welk cholesterol is het 'slechte' cholesterol?
A
HDL
B
LDL
C
Beide even slecht
D
Er is geen slecht cholesterol

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

cholesterol wordt...
A
via voedsel opgenomen
B
door het lichaam zelf aangemaakt
C
zowel A als B

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is cholesterol?
A
Een koolhydraat in het bloed
B
Een soort spier in het hart
C
Een eiwit in het bloed
D
Een vetachtige stof in het bloed

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Welk medicijn is de eerste keus bij zwangerschapshypertensie
A
Furosemide
B
Methyldopa
C
Valsartan
D
Diazepam

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Einde

Slide 27 - Slide

This item has no instructions