H 3.5 Groter, kleiner of gelijk

Wat gaan we deze les doen?


- Terugblik
- Doelen van deze les
- Theorie

1 / 18
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we deze les doen?


- Terugblik
- Doelen van deze les
- Theorie

Slide 1 - Slide




53+51=
A
4/10
B
2/5
C
4/5
D
1 ⅕

Slide 2 - Quiz




8581=
A
6/8
B
6/16
C
3/8
D
4/8 = 1/2

Slide 3 - Quiz



623=
A
3 ⅚
B
4
C
2 11/6
D
23/6

Slide 4 - Quiz




53+43=
A
6/9 = 2/3
B
15/4 = 3 ¾
C
27/20
D
1 7/20

Slide 5 - Quiz



6614121=
A
2 2/18 = 2 1/9
B
2 1/12
C
25/12
D
10 3/12 = 10 1/4

Slide 6 - Quiz


x 400 =

83
A
50
B
1200
C
15
D
150

Slide 7 - Quiz

Doelen van deze les

- Ik ken de tekens < (is kleiner dan), > (is groter dan) en = (is gelijk aan) en kan deze gebruiken in sommen.


- Ik kan een breuk omrekenen naar een decimaal getal en op deze      

  manier breuken met elkaar vergelijken.


- Ik ken bij eenvoudige breuken de decimale getallen.













Slide 8 - Slide

Groter, kleiner of gelijk (blz. 125)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Groter, kleiner of gelijk

   6 .... 9                                                  0,03 .... 0,02

43 .... 34                                                    14 .... 14

Slide 11 - Slide

Groter, kleiner of gelijk
                      Antwoorden
   6 < 9                             0,03 < 0,02

 43 > 34                               14 = 14

Slide 12 - Slide

Groter, kleiner of gelijk 
<   is kleiner dan
>   is groter dan
=   is gelijk aan
5      <      10
7      >      4
5      =     2 + 3

Slide 13 - Slide

Van breuk naar decimaal getal

Slide 14 - Slide

Breuken vergelijken

Slide 15 - Slide

Breuken vergelijken
Dit is handig om te leren:
           ½ = 0,5
           ¼ = 0,25
        1/5 = 0,2
        1/8 = 0,125
      1/10 = 0,1

Slide 16 - Slide

Aan het werk!

Slide 17 - Slide

Doelen van deze les

- Ik ken de tekens < (is kleiner dan), > (is groter dan) en = (is gelijk aan)

  en kan deze gebruiken in sommen.


- Ik kan een breuk omrekenen naar een decimaal getal en op deze      

  manier breuken met elkaar vergelijken.


- Ik ken bij eenvoudige breuken de decimale getallen.








Slide 18 - Slide