Les 10 - Hoe herken je doel-middel verbanden?

Doel-middel verband
Leesvaardigheid
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Doel-middel verband
Leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Planning
Terugblik
Lesdoelen
Wat weet je nog?
Uitleg
Opdrachten
Afsluiten

Slide 2 - Slide

Terugblik
In de vorige les heb je geleerd wat het oorzaak-gevolg verband is.

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Je weet wat een doel-middel verband is en welke signaalwoorden erbij horen.
  • Je kunt doel-middel verbanden herkennen in teksten.
  • Je kunt zelf een zin maken met een doel-middel verband.

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog/al over doel-middel verbanden?

Slide 5 - Slide

Wat betekenen doel en middel?
Als je naar school wilt fietsen, dan is je doel snel op school zijn en het middel je fiets. 

Het middel zorgt ervoor dat je je doel kunt bereiken.

Slide 6 - Slide

Wat is een doel-middel verband?
Doelen en middelen vind je ook terug in teksten. Een signaalwoord geeft vaak het verband aan tussen het doel en het middel.

Signaalwoorden voor doel-middel verbanden zijn: 
Waarmee, daarmee, met het doel, met, door middel van, om, met behulp van

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Je hebt wifi nodig om filmpjes op YouTube te bekijken.

Doel: filmpjes bekijken op YouTube
Middel: wifi
Signaalwoord: om

Met behulp van de trein komen we op tijd aan bij het festival.

Doel: op tijd aankomen bij het festival
Middel: trein
Signaalwoord: met behulp van

Slide 8 - Slide

Opdrachten maken
Wat: Je maakt les 10. Maak opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 11.

Hoe: Je maakt de opdrachten in je schrift. Je mag zachtjes overleggen.

Tijd: Je hebt tot het einde van de les.

Klaar: - Nakijken
            - Extra opdrachten
            - Lezen

Slide 9 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 10 - Slide