Observeren

Observeren
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Observeren

Slide 1 - Slide

Invulling les
  • Gezamenlijke workshop
  • Poll --> jullie input
  • Verdieping/ aan de slag
  • Afsluiting: 15:40 uur 

Slide 2 - Slide

Waarom observeren?

Slide 3 - Mind map

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief observeren?

Slide 4 - Open question

Voorbeeld
Objectief: M. beweegt op de stoel en kijkt uit het raam. M. kijkt naar de andere kinderen. ​

Subjectief: M. gaat tegen de regels in en blijft niet netjes op de stoel zitten.

Slide 5 - Slide

Observatiefouten
Onvolledig waarnemen: Je kunt niet alles tegelijk waarnemen en ook nog opschrijven
Verschillend waarnemen: Twee mensen zien dezelfde situatie, maar leggen het achteraf toch anders uit​
Onjuist waarnemen: Je ziet het verkeerd​
Je eigen waarden en normen sturen je gedachten (”dit is niet netjes”)​
Selectief waarnemen: Je kiest wat je ziet, waar je je aandacht op focust



Slide 6 - Slide

Mee doen of niet tijdens observeren?
Participeren
Je kunt als observator ook zelf mee doen in de situatie. Bijvoorbeeld als je wilt weten op welke manier een leerlingen een rekensom oplost. Dan ga je bij de leerling zitten en kom je er al vragend achter welke manier van oplossen de leerling kiest.
 
Niet participerend
Wanneer je niet deelneemt aan de observatie maar alleen toekijkt als buitenstaander ben je niet- participerend. Je kunt je dan helemaal focussen op de observatie. En je hebt geen invloed op de persoon die je observeert.

Slide 7 - Slide

Verschil kwalitatief/ kwantitatief observeren

Slide 8 - Open question

Kwalitatief observeren
Bij een kwalitatieve observatie schrijf je al het gedrag van het kind tijdens de observaties op. Je wilt vooral weten hoe de dingen verlopen. Je wilt bijvoorbeeld weten waardoor een kind onrustig is tijdens de taallessen. Al het gedrag in die situatie schrijf je dan heel nauwkeurig op.
 
Intervalobservatie
Soms heb je het idee wat de reden is van bepaald gedrag van een kind, maar je weet het nog niet helemaal zeker. Je kunt dan meer duidelijkheid krijgen door een aantal keren kort het gedrag van het kind te observeren op verschillende momenten.
Bij een intervalobservatie observeer je bijvoorbeeld eerst drie minuten. Dan doe je vijftien minuten iets anders en dan observeer je weer drie minuten. Dit kun je eventueel meer keren herhalen. Zo krijg je een uitgebreide beschrijving van het gedrag van een kind op verschillende momenten. Een intervalobservatie kost veel schrijfwerk maar levert ook veel informatie op.
 
Logboek
Als gedrag steeds in een specifieke situatie voorkomt, kan dat worden bijgehouden in een logboek. Een logboek is een verslag dat je als een soort dagboek bijhoudt.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Kwantitatief observeren
Wanneer je weet welk gedrag voorkomt in een situatie, kun je de observatie verfijnen met een kwantitatieve observatie. Je kijkt dan hoe vaak het gedrag voorkomt. Bij een kwantitatieve observatie ga je tellen hoe vaak dit gedrag voorkomt.  Je kunt bijvoorbeeld tellen hoe vaak een kind naar de mond van de meester kijkt tijdens het uitleggen. 

Tijdsteekproefobservatie
Als je gedurende een bepaalde tijdsperiode op vaste momenten wilt weten wat een kind doet, dan kun je een tijdssteekproefobservatie uitvoeren. Je noteert in een vast tijdsinterval welk gedrag je op dat moment ziet. Per keer omcirkel je welk soort gedrag je ziet.





Slide 11 - Slide

Checklist
Als je veel details van gedrag wilt observeren, dan gebruik je een checklist. Omdat je precies moet weten welk gedrag je wilt zien, maak je van te voren een lijst waarop je heel precies het gedrag noteert dat je denkt te kunnen gaan zien. Denk bijvoorbeeld aan een lijst over concentratieproblemen. ( wiebelen op de stoel, spelen met de pen, naar buiten kijken, naar de juf kijken, naar het werk kijken enz). Je kruist aan welke gedrag je bij het kind ziet tijdens de observatie. Er zijn ook veel bestaande checklists die je kunt gebruiken. Bijvoorbeeld een checklist voor autisme of een checklist hierna over faalangst.

Categorieën methode
Je kunt ook los gedrag dat op elkaar lijkt, samenvoegen in categorieën. Je doet de observatie dan ook in categorieën. Bijvoorbeeld gedrag als praten door de klas, roepen naar een andere leerling en roepen naar de juf wordt samengevoegd in een categorie ‘negatief verbaal gedrag’. Je maakt een lijstje met verschillende categorieën en je neemt het voor je . Tijdens de observatie zet je steeds een streepje bij het gedrag dat je ziet elke keer als het gebeurt. 


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Onderwerpen
werkplaats

Slide 14 - Mind map

Verdieping
Casus uitwerken

Slide 15 - Slide