12.2 de lever

12.2 De lever
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

12.2 De lever

Slide 1 - Slide

Doel en begrippen 11.2
Je beschrijft de functies van de lever. 
Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de stofwisseling van koolhydraten, vetten en eiwitten. 




Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Bloed aan-/ afvoer
Aanvoerende bloedvaten:
Leverslagader en poortader (vanaf de 
darmen)

Afvoerend bloedvat:
Leverader

Slide 4 - Slide

Leverlobje

Sinusoïde

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Functies van de lever

De lever heeft verschillende functies.
  • Afweer
  • Aanmaak nuttige stoffen
  • Afbraak schadelijke stoffen
  • Opslag



Slide 7 - Slide

Zelf onderzoek doen naar een functie van de lever

  • In groepjes van 3/4 ga je onderzoek doen naar een functie van de lever
  • Je kunt hierbij internet/boek/LessonUp gebruiken
  • Je wordt expert van de functie en legt deze morgen uit aan de anderen




1. Afweer + opslag
4. Eiwitstofwisseling
2. Koolhydraatstofwisseling
5. Afbraak (rode bloedcellen en gifstoffen)
3. Vetstofwisseling
6. Galproductie en overige functies

Slide 8 - Slide

Groep 1
Groep 2
Groep 3
Groep 4
Groep 5
Groep 6
Luka
Sophie
Ash
Hadia
Aya
Thibo
Carlijn
Djize
Anniek
Claudia
Mare
Jort
Sam
Sari
Mathilde
Ellen
Lauren
Mara
Anissa
Cedric
Sien
Leander
1. Afweer + opslag
4. Eiwitstofwisseling
2. Koolhydraatstofwisseling
5. Afbraak (rode bloedcellen en gifstoffen)
3. Vetstofwisseling
6. Galproductie en overige functies

Slide 9 - Slide

Groep 1
Luka
Sophie
Ash
Hadia
Aya
Thibo
Anissa
Cedric
Groep 2
Carlijn
Djize
Anniek
Claudia
Mare
Jort
Sien
Groep 3
Sam
Sari
Mathilde
Ellen
Lauren
Mara
Leander

Slide 10 - Slide

Afweer (1)
In de wand van de sinusoïden bevinden zich Kupffercellen.
Deze cellen breken schimmels, bacteriën, parasieten en celresten af.

Slide 11 - Slide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Bij een hoog bloedsuikergehalte zetten levercellen glucose uit het bloed om in glycogeen (onder invloed van insuline uit de alvleesklier)= glycogenese

Slide 12 - Slide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Bij een laag bloedsuikergehalte zetten levercellen glycogeen om in glucose en geven dat af aan het bloed (onder invloed van glucagon uit de alvleesklier)

Slide 13 - Slide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Wanneer de glycogeenvoorraad onvoldoende is voor de energiebehoefte wordt door de lever glucose gemaakt uit andere voedingsstoffen = gluconeogenese


Vetten
Aminozuren

Slide 14 - Slide

De schommelingen in glucosegehalte van het bloed in de poortader, in de leverader en in de leverslagader worden met elkaar vergeleken. In welk van deze bloedvaten is het verschil tussen het minimum en het maximum glucosegehalte van het bloed het kleinst en in welk het grootst?
A
kleinst = leverader & grootst = poortader
B
kleinst = leverader & grootst = leverslagader
C
kleinst = leverslagader & grootst = poortader
D
kleinst = leverslagader & grootst = leverader

Slide 15 - Quiz

Vetstofwisseling (3)
De lever zet vetachtige stoffen om naar lipoproteïnen waardoor de hydrofobe vetten wel in het bloedplasma vervoerd kunnen worden (H10).




Slide 16 - Slide

Vetstofwisseling (3)
De lever zet ongeschikte vetzuren om in geschikte vetzuren (bijvoorbeeld verzadigde vetzuren in onverzadigde vetzuren)
Essentiële vetzuren kan de lever niet maken. Die moet je via je voeding binnen krijgen (H10).





Slide 17 - Slide

Vetstofwisseling (3)
Vetten worden in het lichaam gebruikt als energiebron, bouwstof, bescherming. 
Overbodige vetten worden afgescheiden in de vorm van cholesterol of galzure zouten (gal) 





Slide 18 - Slide

Vetstofwisseling (3)
De lever maakt ook cholesterol (grondstof voor celmembranen en hormonen)

Cholesterol is de basis voor de aanmaak van sommige hormonen (testosteron, oestrogeen, bijnierhormonen)
Cholesterol zit in celmembranen voor flexibiliteit





Slide 19 - Slide

Eiwitstofwisseling (4)
De lever kan aminozuren omzetten in andere aminozuren -> transaminering




Slide 20 - Slide

Hieronder een aantal stoffen die in het lichaam van de mens voorkomen:
1) aminozuren
2) koolhydraten
3) eiwitten
Van welke van deze stoffen kan in de lever de concentratie in het bloed gewijzigd worden?
A
alleen van 1
B
alleen van 2
C
alleen van 2 en 3
D
van 1, 2 en 3

Slide 21 - Quiz

Eiwitstofwisseling (4)
9 van de 20 aminozuren zijn níet door de lever te maken: essentiële aminozuren.
Overtollige aminozuren worden door de lever afgebroken (er is geen ‘voorraad’). 


Slide 22 - Slide

Eiwitstofwisseling (4)
Deaminering: stikstofgroep wordt verwijderd -> ureum wordt gevormd.


Slide 23 - Slide

Eiwitstofwisseling (4)
Koolstofskelet wordt verbrandt, omgezet naar glucose (gluconeogenese) of vet (lipogenese)


Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Afbraak rode bloedcellen (5)
Milt en lever breken oude bloedcellen af.
Afbraak van hemoglobine levert: IJzer en biliverdine

IJzer: wordt gebonden aan eiwit-> ferritine (ijzervoorraad in je lever)



Slide 27 - Slide

Afbraak rode bloedcellen (5)
Biliverdine, wordt omgezet naar bilirubine (gele kleurstof), wordt uitgescheiden via de gal en klein deel via de urine
Bilirubine wordt door darmbacteriën omgezet en veroorzaakt de bruine kleur van ontlasting (H10).


Slide 28 - Slide

Galproductie (6)
Levercellen leveren plm 0,5 l gal per dag.
Gal wordt opgeslagen in de galblaas en/ of afgescheiden in de 12-vingerige darm.
Gal bevat bilirubine en galzure zouten (emulgator voor vet).
Verhoogt osmotische waarde van de ontlasting waardoor transport door de dikke darm makkelijker wordt.



Slide 29 - Slide

Galproductie (6)
Galzure zouten worden voor 
90% geresorbeerd in de darm
en komen weer via de 
poortader in de lever terecht.




Slide 30 - Slide

Afbraak gifstoffen (7)
Levercellen breken lichaamsvreemde stoffen af (alcohol, nicotine, medicijnen etc.) -> detoxificatie




Slide 31 - Slide

Afbraak gifstoffen (7)
Alcohol wordt omgezet in ethanal (met behulp van enzym alcoholdehydrogenase) en daarna in azijnzuur (acetaat, mbv aldehydedehydrogenase) of glucose of vet -> leververvetting.

(dehydrogenase: verwijdert een H atoom) 

Cirrose: verbindweefseling agv overmatig alcoholgebruik.



Slide 32 - Slide

Opslag (8)
In de lever worden de volgende stoffen opgeslagen:

Glycogeen
IJzer (in de vorm van ferritine)
Sommige vitamines en mineralen



Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Overige functies (9 en 10)
Je lever bevat 0,5 tot 1,5 liter bloed -> extra bloeddepot

Bij alle chemische omzettingen ontstaat veel warmte.
De lever is ongeveer 40°C -> warmtebron voor je lichaam



Slide 35 - Slide

Bij een bepaalde ziekte komen gelijktijdig de volgende verschijnselen voor:
1) de urine is donkergeel tot bruin gekleurd
2) het oogwit is geel gekleurd
3) de ontlasting is bleek van kleur

Waardoor zullen deze verschijnselen waarschijnlijk veroorzaakt zijn?
A
doordat de galwegen verstopt zijn
B
doordat de urineleiders verstopt zijn
C
doordat de nieren rode bloedcellen doorlaten
D
doordat de lever te veel ureum afgeeft

Slide 36 - Quiz

Enkele stoffen in het lichaam van de mens:
essentiële aminozuren, glucagon, glucose en ureum. Welke van deze stoffen worden in de lever gevormd?
A
essentiële aminozuren en glucagon
B
essentiële aminozuren en ureum
C
glucagon en glucose
D
glucose en ureum

Slide 37 - Quiz

beschadigde lever
Alcohol = giftig

met name hersencellen onherstelbaar beschadigd

te veel alcohol kan de lever niet aan, er ontstaat littekenweefsel = levercirrose 

Slide 38 - Slide