Herhalingsles leesvaardigheid
1 / 20
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Informerende tekst (informeren)
Uiteenzettende tekst (uitleg geven)
Beschouwende tekst (mening vormen)
Betogende tekst (overtuigen)
Activerende/
aansporende tekst
(overhalen)
Amuserende tekst (amuseren)
Nieuwsbericht
zakelijke brief
Schoolboektekst
handleiding
Ingezonden brief
column
Recensie
Advertentie
Reclame
Verhaal
Gedicht
Slide 2 - Drag question
Inleiding
Middenstuk
Slot
De lezer nieuwsgierig maken naar de tekst.
Deelonderwerpen van de tekst worden behandeld.
Korte samenvatting geven.
Conclusie of advies geven.
Onderwerp aankondigen
Leuk verhaaltje vertellen.
Slide 3 - Drag question
Waar staat een kernzin en wat betekent de kernzin?
A
Vooraan in de alinea en het is de belangrijkste zin van de alinea
B
Vooraan in de alinea en het is de minder belangrijkste zin van de alinea
C
Achteraan in de alinea en het is de belangrijkste zin van de alinea
D
Middenin de alinea en het is de belangrijkste zin van de alinea
Slide 4 - Quiz
Intensief / grondig lezen
Oriënterend lezen
Studerend lezen
Doel: informatie onthouden
Doel: je wilt de tekst helemaal begrijpen
Doel: snel wilt weten welk tekstdoel de tekst heeft
Doel: je wilt weten over welk onderwerp de tekst gaat
Slide 5 - Drag question
Wat hebben deelonderwerpen en alinea's met elkaar te maken?
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
Lees de tekst grondig.
1. Wat is het doel van de tekst?
2. Wat is de tekstsoort?
1. Wat is het doel van de tekst?
2. Wat is de tekstsoort?
Slide 8 - Open question
Op welke manier leidt de schrijver de tekst in?
Slide 9 - Open question
Op welke manier sluit de schrijver de tekst af?
Slide 10 - Open question
Wat is het belangrijkste voordeel van de maanlift?
Slide 11 - Open question
Schrijf de hoofdgedachte van de tekst op.
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Lees de tekst intensief / grondig
Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 15 - Open question
Schrijf op waarnaar de verwijswoorden verwijzen:
'dat' in regel 2
'die in regel 4'
'ze' in regel 12
Doe het zo: dat in regel 2 verwijst naar.
'dat' in regel 2
'die in regel 4'
'ze' in regel 12
Doe het zo: dat in regel 2 verwijst naar.
Slide 16 - Open question
Wat is de doelgroep van de Stabilo-merkstiften?
Slide 17 - Open question
Wat is de doelgroep van de Stabilo-merkstiften?
Slide 18 - Open question
Vind je de titel goed bij de tekst passen? Leg je antwoord uit.
Slide 19 - Open question
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
