H2 Spelling: Engelse en Franse leenwoorden

Leerdoelen

- Ik kan Engelse en Franse leenwoorden correct spellen.
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leerdoelen

- Ik kan Engelse en Franse leenwoorden correct spellen.

Slide 1 - Slide

Los in tweetallen de volgende raadsels op. 
  • eaurub = werktafel
  • anvarac = vakantiehuisje op wielen
  • wlonc = grappenmaker
  • ywbooc = veedrijver

Kijk vervolgens samen wat opvalt aan deze woorden en wat ze gemeen hebben.
timer
2:00

Slide 2 - Slide

OPLOSSING
  • eaurub = werktafel                                           bureau
  • anvarac = vakantiehuisje op wielen          caravan
  • wlonc = grappenmaker                                   clown
  • ywbooc = veedrijver                                         cowboy

Alle woorden komen uit een andere taal. Het zijn leenwoorden.

Slide 3 - Slide

 Cursus 7 Spelling §3
Leenwoorden 
Het zijn woorden die uit andere talen in het Nederlands terecht zijn gekomen. De meeste woorden die we overnemen uit andere talen, worden na een tijdje aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem.

Deze les kijken we hoe je Engelse en Franse leenwoorden kunt spellen.

Slide 4 - Slide

Cursus 7 Spelling §3
Engelse leenwoorden
  • Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: latenightshow, voicemail. Vergelijk: rodewijnglazen, hoekbank.
  • Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: time-out, make-up. Vergelijk: download of upgrade.
  • Als de combinatie wordt gezien als een woordgroep, schrijf je de delen los: second opinion, low budget. Vergelijk: tweede gang, klein budget.

Slide 5 - Slide

Welk Engelse leenwoord is onjuist gespeld?
A
coverstory
B
eye liner
C
glamourgirl
D
make-up

Slide 6 - Quiz

Welk Engelse leenwoord is onjuist gespeld?
A
intensive care
B
sandwich
C
smash
D
pick up

Slide 7 - Quiz

 Cursus 7 Spelling §3
Franse leenwoorden 
In sommige Franse woorden schrijf je accenten op een klinker:
  • accent aigu (logé)
  • accent grave (crèche)
  • accent circonflexe (crêpe)
 
> Zoek in tweetallen voor elk accent drie woorden waarin het accent gebruikt wordt.

 


timer
3:00

Slide 8 - Slide

Noteer hier welke woorden jullie bij elk accent gevonden hebben.
Wat valt er op aan de uitspraak?

Slide 9 - Open question

 Cursus 7 Spelling §3
Franse leenwoorden 
In sommige Franse woorden schrijf je accenten op een klinker:
  • accent aigu (logé)
  • accent grave (crèche)
  • accent circonflexe (crêpe)
 
Andere Franse woorden schrijf je zonder accenttekens: controle, diner
In een woord dat echt als Frans aanvoelt, blijven alle accenttekens staan. Vooral bij woordgroepen (déjà vu).
 


Slide 10 - Slide

ê
é
è
accent aigu 
accent grave
accent circonflexe

Slide 11 - Drag question

Welk accent bevat dit woord?

blèren
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 12 - Quiz

Welk accent bevat dit woord?

coupé
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 13 - Quiz

Welk accent bevat dit woord?

frêle (fijngebouwd)
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 14 - Quiz

Opdracht 
- Ga naar Nieuw Nederlands Cursus 7 Spelling
Maak §3 opdr. 1 t/m 5
Dit is huiswerk voor vrijdag



Klaar?
Lees uit je leesboek of ga Trainen via NN Online

Slide 15 - Slide

Leerdoelen §4
- Ik weet wanneer ik een weglatingsstreepje moet gebruiken
- Ik weet wanneer ik een koppelteken moet gebruiken



Slide 16 - Slide

Wat valt je op aan volgende zinnen?
  • Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.
  • Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 


Slide 17 - Slide

Weglatingsstreepje
  • Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.
  • Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 

De onderstreepte woorden zijn samengestelde woorden. 
Soms kun je een deel vervangen door een weglatingsstreepje. 


Slide 18 - Slide

Dan krijg je:

  • Dinsdag- en woensdagavond ga ik sporten
  • Fiets-, werk- en taalvakanties zijn best populair


Let op: gebruik geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: blauwe sokken en rode sokken: blauwe en rode sokken. 

Slide 19 - Slide

Nog eens:
landbouw en tuinbouw

Slide 20 - Open question

Noteer het weglatingsstreepje op de juiste plek:

wielerwedstrijden en hardloopwedstrijden

Slide 21 - Open question

Kijk eens naar de volgende woorden. Wat valt je op?

radioomroep

autoongeluk

70jarige

%teken

NoordNederland

haatliefdeverhouding

Slide 22 - Slide

Koppeltekens gebruiken we:
- in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden
Jip-en-Janneketaal, half-om-halfgehakt

- om leesfouten te vermijden bij klinkers
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen (maar wel: politieagent)

- bij letters, cijfers en andere tekens, afkortingen en St. of Sint:
$-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek

- in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging
Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland

Slide 23 - Slide

Koppeltekens gebruiken we:
- bij een functie, rang of titel 
assistent-bedrijfsleider, minister-president

- in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling, niet-, non, oud-non-actief, oud-werknemer

- als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft:
anti-Amerikaans, pro-Amerikaans

- in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden (het ene woord is niet belangrijker dan het andere): hotel-restaurant, zwart-wit, cultureel-maatschappelijk, hink-stap-sprong

Slide 24 - Slide

Even testen

Slide 25 - Slide

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 26 - Quiz

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
BMIwaarden
B
BMI-waarden

Slide 27 - Quiz

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
14 jarigen
B
14-jarigen

Slide 28 - Quiz

Wat is juist?
A
ex-roker
B
ex roker
C
exroker
D
ëxroker

Slide 29 - Quiz

Wat is juist?
A
mee-ëten
B
mee-eten
C
meeëten
D
meëeten

Slide 30 - Quiz

Noteer het weglatingsteken:

Op die manier kun je exact bepalen welke deelnemer met een wiellengte of neuslengte voorsprong heeft gewonnen.

Slide 31 - Open question

Noteer het weglatingsteken:

Moderne digitale opnametechnologie en afdruktechnologie maakt dat overbodig.

Slide 32 - Open question

Opdracht 
- Ga naar Nieuw Nederlands Cursus 7 Spelling 
§4 (Koppelteken enweglatingsstreepje)
Maak opdr. 1 t/m 6 en 7.1 
Dit is huiswerk voor woensdag 22 januari.


Klaar?
Lees uit je leesboek of ga Trainen via NN Online


Slide 33 - Slide

Doel: ik weet wanneer ik een weglatingsstreepje moet gebruiken
A
Helemaal
B
Grotendeels
C
Een beetje
D
Nee, nog niet

Slide 34 - Quiz

Doel: ik weet wanneer ik het koppelteken moet gebruiken
A
Helemaal
B
Grotendeels
C
Een beetje
D
Nee, nog niet

Slide 35 - Quiz