Een boer wilt de opbrengst van zijn voedingsgewassen verhogen. Om dit voor elkaar te krijgen gebruikt de boer bestrijdingsmiddelen tegen bladluizen die van het voedingsgewas eten. Deze bladluizen worden gegeten door lieve heersbeestjes die op hun beurt worden gegeten door koolmezen. De koolmezen worden uiteindelijk gegeten door haviken. In welke organismen zal de hoogste concentratie bestrijdingsmiddel worden aangetroffen, in bladluizen, lieve heersbeestjes, koolmezen of haviken?