Als/dan

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 1

ALS OF DAN?

Als

Heb je te maken met gelijkheid, dan krijg je als.

Donna is even oud als Amber.

Zij hebben dezelfde hobby als hun ouders.

Het gaat precies hetzelfde als vorig jaar.

Dan

Is er sprake van ongelijkheid, dan krijg je dan. 

Anders dan mijn zus hou ik erg van katten.

Ik ben groter dan mijn broer.

Maar hij weet meer dan ik.

Uitzondering

Bij zinnen waarin het woord 'zo' staat, 

gebruik je als.

Hij is een keer zo groot als zijn zusje.

Duitsland is twee keer zo groot als Nederland

De jongen is sneller ... zijn vriendje.

1. als
2. dan

De leerling leert net zo hard voor de toets ... zijn klasgenoten.

1. als
2. dan

De bomen in het bos zijn even groot ... in mijn tuin.

1. als
2. dan

De docent heeft bijna vakantie, net zo ... de leerlingen.

1. als
2. zo

Mijn tas is zwaarder ... die van jou.

1. als
2. dan