Par. 4 Aan elkaar of los

Nederlands
Aan elkaar of los: p.198 (theorie)

samenstellingen
Blz. 198/199
planning:
- herhaling afkortingen
-theorie samenstellingen
- aan de slag
- afsluiting
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands
Aan elkaar of los: p.198 (theorie)

samenstellingen
Blz. 198/199
planning:
- herhaling afkortingen
-theorie samenstellingen
- aan de slag
- afsluiting

Slide 1 - Slide

Kort op de juiste manier af:
in plaats van

Slide 2 - Open question

Kort op de juiste manier af:
In combinatie met

Slide 3 - Open question

Kort op de juiste manier af:
Zijne Majesteit

Slide 4 - Open question

Kort op de juiste manier af:
diskjockey

Slide 5 - Open question

Kort op de juiste manier af:
algemene periodieke keuring

Slide 6 - Open question

Lesdoel

Aan elkaar of los?
  • Je leert dat je twee of meer woorden aan elkaar schrijft als die één begrip vormen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Aan elkaar of los?
Dit doe je bij: 
  • Als het woord 1 klemtoon heeft (tennisracket, klemtoon ligt op ten) vakantiehuisje, terreinwagen
  • Bij 2 klemtonen schrijf je de woorden niet aan elkaar: sfeervol huisje, supermooie wagen 

Slide 12 - Slide

Aan elkaar of los?
Dit doe je bij: 
  • samenstellingen van twee of meer woorden (tuinstoel)
  • woorden die een combinatie zijn van er, hier, daar, waar + voorzetsel (hiervoor, ertussendoor, daaronder)
  • getallen met honderd en duizend (zevenhonderd)
  • veel samengestelde werkwoorden (opbellen, tegenkomen)
  • samengestelde bijvoeglijke naamwoorden (deelwoord als tweede deel) (afleidend, dichtbegroeid, roodgloeiend)

Slide 13 - Slide

Aan elkaar of los?
A
soepautomaat
B
soep automaat

Slide 14 - Quiz

aan elkaar of los?
A
daar om heen
B
daaromheen
C
daarom heen
D
daar omheen

Slide 15 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien

Slide 16 - Quiz

Aan elkaar of los
A
achtuurjournaal
B
achtuur journaal
C
acht uur journaal
D
acht uurjournaal

Slide 17 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
rodewijn
B
rode wijn

Slide 18 - Quiz

Aan elkaar of los?


A
Coronavirus
B
Corona virus

Slide 19 - Quiz

opdracht 1 p.198
Pak je boek erbij. Deze opdracht doen we samen.

Slide 20 - Slide

Aan elkaar of los?
A
trein en bus verkeer
B
treinenbusverkeer
C
trein- en bus verkeer
D
trein- en busverkeer

Slide 21 - Quiz

Zelfstandig werken
Cursus 7 Spelling, paragraaf 4 (blz. 198/199 of online)



Ilja: opdracht 1 opnieuw en dan t/m 4 + opdracht 6
Binq: opdracht 3 + 5 opnieuw

Verder met par. 5: tussenletters in samenstellingen (online)
Ilja: opdracht 2 en 5 opnieuw
Binq: opdracht 1 t/m 5 

Slide 22 - Slide

even herhalen

Slide 23 - Slide

Aan elkaar of los?
A
Zuid-Hollander
B
ZuidHollander
C
Zuid Hollander

Slide 24 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
driemiljard
B
drie miljard

Slide 25 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
babybed
B
baby bed

Slide 26 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 27 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 28 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
operatiekamer
B
operatie kamer
C
operatie-kamer

Slide 29 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
daar boven
B
daarboven

Slide 30 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
politie auto
B
politieauto

Slide 31 - Quiz

Aan elkaar of los?

A
minimum inkomen
B
minimuminkomen

Slide 32 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
speur hond
B
speurhond

Slide 33 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
liefdesscène
B
liefdes scène

Slide 34 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
tussen door
B
tussendoor

Slide 35 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
tuin fakkels
B
tuinfakkels

Slide 36 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 37 - Quiz

Zelfstandig werken
Opdracht 
1
2 (in je schrift)
3 (in je schrift)
4 (in je schrift)

Tijd over? Opdracht 5 (in je schrift)

Slide 38 - Slide

Lesdoel


  • Je leert dat je twee of meer woorden aan elkaar schrijft als die één begrip vormen.

Slide 39 - Slide