NN7 - Taal §2 - Spreekwoorden en uitdrukkingen - 1V
Spreekwoorden en uitdrukkingen
NN7 - Taal §2 - 1V
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Spreekwoorden en uitdrukkingen
NN7 - Taal §2 - 1V
Slide 1 - Slide
Leerdoelen voor deze paragraaf
Je leert over letterlijk en figuurlijk taalgebruik en over spreekwoorden en uitdrukkingen.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Noem twee synoniemen voor het woord 'gemakkelijk'.
Slide 4 - Slide
Noem twee synoniemen voor het woord 'gemakkelijk'.
Simpel, eenvoudig
Slide 5 - Slide
Welke drie uitdrukkingen uit het berichtje betekenen 'het was makkelijk'...?
Slide 6 - Slide
Welke drie uitdrukkingen uit het berichtje betekenen 'het was makkelijk'...?
een makkie
een peulenschil
kat in 't bakkie
Slide 7 - Slide
Noteer een andere uitdrukking die ‘gemakkelijk’ betekent en waarin het woord ‘fluitje’ voorkomt.
Slide 8 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord, zodat een uitdrukking ontstaat.
a Dennis zal wel in de zevende .......... zijn nu hij mag zingen in de musical.
hemel
lijf
bonen
koppen
wal
boom
Slide 9 - Drag question
Vul de zin aan met het juiste woord, zodat een uitdrukking ontstaat.
b We moeten stoppen met dat gepraat en spijkers met ...... slaan.
hemel
lijf
bonen
koppen
wal
boom
Slide 10 - Drag question
Vul de zin aan met het juiste woord, zodat een uitdrukking ontstaat.
c Nicole zal eerst de kat uit de ...... kijken voor ze echt vriendschap sluit.
hemel
lijf
bonen
koppen
wal
boom
Slide 11 - Drag question
Vul de zin aan met het juiste woord, zodat een uitdrukking ontstaat.
d Ik eis een belangrijke rol en wil niet voor spek en ..... meedoen.
hemel
lijf
bonen
koppen
wal
boom
Slide 12 - Drag question
Vul de zin aan met het juiste woord, zodat een uitdrukking ontstaat.
e Die opmerking van Jos vind ik kant noch ...... raken.
hemel
lijf
bonen
koppen
wal
boom
Slide 13 - Drag question
Vul de zin aan met het juiste woord, zodat een uitdrukking ontstaat.
f Je wilt me zeker de stuipen op het ...... jagen met je verhaal over haaien in de Waddenzee.
hemel
lijf
bonen
koppen
wal
boom
Slide 14 - Drag question
Wat betekent 'in de zevende hemel zijn'?
A
een beslissing nemen; de zaak krachtig aanpakken
B
heel blij zijn
C
afwachten
D
deelnemen zonder mee te tellen
Slide 15 - Quiz
Wat betekent 'spijkers met koppen slaan'?
A
een beslissing nemen; de zaak krachtig aanpakken
B
heel blij zijn
C
afwachten
D
deelnemen zonder mee te tellen
Slide 16 - Quiz
Wat betekent 'de kat uit de boom kijken'?
A
nergens op slaan
B
heel blij zijn
C
afwachten
D
deelnemen zonder mee te tellen
Slide 17 - Quiz
Wat betekent 'voor spek en bonen (meedoen)'?
A
nergens op slaan
B
(iemand) bang maken
C
afwachten
D
deelnemen zonder mee te tellen
Slide 18 - Quiz
Wat betekent 'kant noch wal raken'?
A
nergens op slaan
B
(iemand) bang maken
C
afwachten
D
deelnemen zonder mee te tellen
Slide 19 - Quiz
Wat betekent '(iemand) de stuipen op het lijf jagen'?
A
nergens op slaan
B
(iemand) bang maken
C
afwachten
D
deelnemen zonder mee te tellen
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Slide
We lezen nu met elkaar de tekst 'Slingers'.
Je kunt vanaf je laptop meelezen. De tekst staat ook in je boek op blz. 93
Slide 22 - Slide
Slingers
(1) ‘Wat voer jij in je schild? Voor de draad ermee! En wind er maar geen doekjes om.’ Het zijn de slingers in het huis van de taal: spreekwoorden en gezegdes. Of om een overkoepelende term te gebruiken: uitdrukkingen. ‘Anne sprong een gat in de lucht’ klinkt toch fraaier dan het vlakke ‘Anne was erg blij’? Daarmee breng je bovendien beter onder woorden hoe verrukt Anne was. We gebruiken aan de lopende band uitdrukkingen, vaak zonder het te beseffen. Wat zijn uitdrukkingen eigenlijk? Waar komen ze vandaan?
Slide 23 - Slide
(2) Een uitdrukking is altijd figuurlijk bedoeld. ‘Dat is een rib uit mijn lijf’ betekent dat iets heel duur is. Het is natuurlijk niet letterlijk zo, dat je door iets duurs te kopen een rib kwijtraakt.
Slide 24 - Slide
(3) Spreekwoorden zijn een specifiek soort uitdrukkingen. Een spreekwoord is een onveranderlijke, hele zin. Die staat altijd in de tegenwoordige tijd. Meestal drukt het een soort volkswijsheid uit: ‘Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.’
Slide 25 - Slide
(4) Over ‘billen’ gesproken: in veel uitdrukkingen komt een lichaamsdeel voor. Je kent vast wel een uitdrukking met de woorden ‘hand’, ‘hoofd’ of ‘hart’ erin. Verder bevatten veel spreekwoorden en gezegdes dierennamen, zoals ‘kat’ en ‘hond’.’
Slide 26 - Slide
(5) Uitdrukkingen hebben vaak een lange geschiedenis. Ze gaan nogal eens terug op de Bijbel, zoals ‘een rib uit mijn lijf’, en op oude ambachten. Denk aan ‘een smid’. Die moet ‘het ijzer smeden als het heet is’. Je snapt vast wat dit betekent: ‘Ons plan valt in duigen’. Maar weet je wel wat ‘duigen’ zijn? Zoek het maar eens op.
Slide 27 - Slide
(6) De meeste uitdrukkingen leer je pas als je al wat ouder bent. Kinderen tot een jaar of twaalf kennen zeker wel allerlei uitdrukkingen, maar veel minder dan volwassenen. En er is natuurlijk een verschil tussen een uitdrukking passief kennen en die actief gebruiken. Soms hebben kinderen niet precies in de gaten wat een uitdrukking wil zeggen. Niet zelden denken ze dat die letterlijk bedoeld is. Zoals Elise van zes. Als haar oom op een familiefeestje vertelt dat zijn vrouw een gat in haar hand heeft, kijkt Elise verschrikt naar tantes handen en vraagt: ‘Waar dan?’
Slide 28 - Slide
De tekst noemt twee bronnen van (oude) uitdrukkingen. Welke?
Slide 29 - Open question
Wat zou Elise van zes (al. 6) denken als haar tante tegen haar man zegt: ‘Je moet een toontje lager zingen’?
Slide 30 - Open question
De uitdrukkingen 1 tot en met 6 staan in tekst 2. Maak de juiste combinaties met de betekenissen.