This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Argumenteren
Herhaling van:
- expliciete en impliciete standpunt
- positieve en negatieve standpunten
- feitelijke en waarderende argumenten
- argument, tegenargument, weerlegging
signaalwoorden
Slide 1 - Slide
Hoe heet deze argumentatie-structuur?
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke arg.
D
nevenschikkende argumentatie met afhankelijke arg.
Slide 2 - Quiz
Hoe heet deze argumentatie-structuur?
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke arg.
D
nevenschikkende argumentatie met afhankelijke arg.
Slide 3 - Quiz
Hoe heet deze argumentatie-structuur?
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke arg.
D
nevenschikkende argumentatie met afhankelijke arg.
Slide 4 - Quiz
Hoe heet deze argumentatie-structuur?
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke arg.
D
nevenschikkende argumentatie met afhankelijke arg.
Slide 5 - Quiz
Als het warmer dan 25 graden is, moeten alle lessen buiten worden gegeven.
A
Dit is een positief standpunt.
B
Dit is een negatief standpunt.
Slide 6 - Quiz
Als kouder dan 5 graden is, moeten alle lessen buiten worden gegeven.
A
Dit is een positief standpunt.
B
Dit is een negatief standpunt.
Slide 7 - Quiz
Mark Rutte mag niet opnieuw minister-president worden.
A
Dit is een positief standpunt.
B
Dit is een negatief standpunt.
Slide 8 - Quiz
Volgens de VVD moet er een landelijk verbod komen op TikTok.
A
Dit is een positief standpunt.
B
Dit is een negatief standpunt.
Slide 9 - Quiz
De PVV vindt niet dat er een verbod op TikTok moet komen, maar Geert Wilders blijkt er dan ook verslaafd aan te zijn.
A
Dit bevat een positief standpunt.
B
Dit bevat een negatief standpunt.
Slide 10 - Quiz
Is het echt nodig om zoveel foto's van je vakantie te posten?
A
impliciet standpunt
B
expliciet standpunt
Slide 11 - Quiz
Ik vind dat je te veel foto's van je vakantie post.
A
impliciet standpunt
B
expliciet standpunt
Slide 12 - Quiz
Het transferbedrag voor die voetballer is 200 miljoen dollar; alsof hij Messi of Neymar is!
A
impliciet standpunt
B
expliciet standpunt
Slide 13 - Quiz
Ik kan maar beter geen roomijsje nemen, want ik heb een koemelkallergie.
A
Dit is een feitelijk argument.
B
Dit is een waarderend argument.
Slide 14 - Quiz
Het is echt geweldig om lekker door de modder te gaan, dus je moet echt meedoen aan die mudrun!
A
Dit is een feitelijk argument.
B
Dit is een waarderend argument.
Slide 15 - Quiz
Kees: Ik vind de school ongezellig, daarom vind ik dat alle deuren in school een andere kleur moeten hebben.
Ahmed: Er staan super veel planten in school en we hebben op elk raam vrolijke stickers geplakt. Ik ben het niet met je eens!
A
Ahmed geeft een tegenargument.
B
Ahmed geeft een weerlegging.
Slide 16 - Quiz
Kees: Ik vind de school ongezellig, daarom vind ik dat alle deuren in school een andere kleur moeten hebben.
Anna: Dan wordt het veel te druk in school en kunnen de meeste van ons zich niet goed concentreren.
A
Anna geeft een tegenargument.
B
Anna geeft een weerlegging.
Slide 17 - Quiz
Kees: Ik vind de school ongezellig, daarom vind ik dat alle deuren in school een andere kleur moeten hebben.
Anna: Dan wordt het veel te druk in school en kunnen de meeste van ons zich niet goed concentreren.
Kees: Dat valt wel mee joh, de muren tussen de deuren zijn allemaal wit.
A
Kees geeft in zijn reactie een tegenargument.
B
Kees geeft in zijn reactie een weerlegging.
Slide 18 - Quiz
Scholen moeten niet verplicht worden hun leerlingen maaltijden te verstrekken. De meeste scholen hebben geen geschikte ruimte om die maaltijden te bereiden.
Voeg in beide zinnen een signaalwoord toe waardoor duidelijker wordt wat het standpunt is en wat het argument is.