HS 3 Bron K Frases clave "Mi casa es tu casa"

OP tafel: 
TB, WB & 
laptop (dicht)
Marzo 2024
1 / 45
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

OP tafel: 
TB, WB & 
laptop (dicht)
Marzo 2024

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy? 

  1. Startopdracht
  2. Los adjetivos (bijvoeglijke naamwoorden)
  3. - Mini quiz: Adjetivos
  4. - Bron K - Frases clave
  5. - Vocabulario: la casa



Slide 2 - Slide

Objetivos (Leerdoelen)
Na deze les kun/ken je:
  • bijvoeglijke naamwoorden verbuigen en
  • Frases clave gebruiken.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Los adjetivos

 TB Bron J (p. 32)
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?




Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld: 
De hond heeft een natte neus.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

De plaats 

Bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord.

Het blauwe huis.                    La casa ___________.

Slide 8 - Slide

De vorm
Er zijn 3 groepen van bijvoeglijke naamwoorden:
- Grupo 1: eindigend op -o & -a
- Grupo 2: eindigend op andere letters

Slide 9 - Slide






El globo amarillo.                                       La cocina _______________.


 

Slide 10 - Slide

Bijv. nw die eindigen op een andere letter:
                                          azuL                                        grandE

Wanneer deze bijv. nw bij een vrouwelijke zelfstandig nw staan, verandert er niets
Mannelijk:                                                   Vrouwelijk:                                       
El cielo azul.                                               La casa azul.
El dormitorio grande.                           La cocina grande.


Slide 11 - Slide

LET OP! Deze bijv.nw ebben allen maar één vorm voor het mannelijk, het vrouwelijk en het meervoud:






  • rosa - roze                         naranja - oranje                       lila - lila

Slide 12 - Slide

Maak je klaar voor...
de mini quiz!

Slide 13 - Slide

¿Cómo estás hoy?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Vul aan:
La paella es un plato ...
timer
0:20
A
rica
B
rico
C
ricos
D
ricas

Slide 15 - Quiz

Vul aan:
La profesora ...
timer
0:20
A
inteligentes
B
inteligenta
C
inteligente
D
inteligentas

Slide 16 - Quiz

Vul aan:
Los coches ...
timer
0:20
A
grandes
B
grandos
C
grande
D
grando

Slide 17 - Quiz

Vul aan:
Las amigas ...
timer
0:20
A
guapos
B
guapa
C
guapas
D
guapo

Slide 18 - Quiz

Vul aan:
El gato ...
timer
0:20
A
enfermos
B
enferma
C
enfermas
D
enfermo

Slide 19 - Quiz

Vul aan:
Het bijvoeglijk naamwoord komt in het Spaans
meestal ............... het zelfstandig naamwoord.
A
voor
B
achter
C
onder
D
het bijv. nw. heeft niets met het znw. te maken

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:
  1. El comedor ............ (pequeño)
  2. La madre .......... (estricto)
  3. Las casas .......... (bonito)
  4. Los platos .......... (delicioso)
timer
1:00

Slide 21 - Slide

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:
  1. El dormitorio .......... (naranja)
  2. La televisión .......... (naranja)
  3. Los coches .......... (naranja)
  4. Las sillas .......... (naranja)
timer
1:00

Slide 22 - Slide

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:
  1. El examen .......... (difícil)
  2. La prueba .......... (difícil)
  3. Los exámenes .......... (difícil)
  4. Las pruebas .......... (difícil)
timer
1:00

Slide 23 - Slide

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:
  1. El tío .......... (triste)
  2. La abuela .......... (amable)
  3. Los padres .......... (amable)
  4. Las niñas .......... (triste)
timer
1:00

Slide 24 - Slide

Maak je huiswerk alvast:
WB p. 77 & 78

Slide 25 - Slide

OP tafel: 
TB, WB & 
laptop (dicht)
 Abril 2024

Slide 26 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy? 

  1. Startopdracht
  2.  Vocabulario: la casa
  3. Bron K - Frases clave



Slide 27 - Slide

Startopdracht

Slide 28 - Slide

Startopdracht
Vocabulario: la casa 
Página 86 (WB)

Slide 29 - Slide

timer
1:00
¿Qué hay en tu casa?
Noem 3 kamers in het Spaans.
Challenge: geef voor elke kamer een bijvoeglijk nw. dat je kent.

Slide 30 - Mind map

Nieuw: BRON K: Frases clave
1. Luister naar Bron K en lees mee op blz. 32 van het TB. 
2. Zeg de zinnen na.

Slide 31 - Slide

Y, ¿dónde coméis?
¿Dónde está el cuarto de baño?
¿Te gusta tu dormitorio?
¿Hay un cuarto de invitados en tu casa?
¿Cómo es tu casa?
¿Tienes pósteres en tu dormitorio?
Hoe zit jouw huis er uit?
Vind je jouw slaapkamer leuk?
Heb je posters op je kamer?
Waar is de badkamer?
En waar eten jullie?
Is er een logeerkamer in jouw huis?

Slide 32 - Drag question

el salón
el pasillo
la cocina
el cuarto de baño
el dormitorio
el ático

Slide 33 - Drag question

¿QUÉ ES?
A
LA COCINA
B
EL DORMITORIO
C
EL BAÑO
D
EL SALÓN

Slide 34 - Quiz

¿QUÉ ES?
A
EL COMEDOR
B
EL SALÓN
C
EL CUARTO DE BAÑO
D
LA TERRAZA

Slide 35 - Quiz

¿QUÉ ES?
A
EL COMEDOR
B
EL SALÓN
C
EL BAÑO
D
LA TERRAZA

Slide 36 - Quiz

¿QUÉ ES?
A
EL COMEDOR
B
EL SALÓN
C
EL BAÑO
D
LA TERRAZA

Slide 37 - Quiz

Verbuig het bijvoegelijk naamwoord:
het mooie huis: la casa - bonito

Slide 38 - Open question

interessante informatie:
la información - interesante

Slide 39 - Open question

Zet in het meervoud:
la casa grande.

Slide 40 - Open question

Zet in het meervoud:
la chica inteligente.

Slide 41 - Open question

Huiswerk controleren:
WB p. 77 & 78
Oef. 26
27 &
28
 

Slide 42 - Slide

¡Buen trabajo!

Slide 43 - Slide

Los deberes
Leer:Woordjes 3.2 y 3.3 (link StudyGo in SOM)
Leer: Bron K (Frases clave)


Slide 44 - Slide

¡Hasta la próxima clase!

Slide 45 - Slide