werkwoordspelling

Werkwoordspelling
De stam 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
SpellingSpeciaal OnderwijsLeerroute 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoordspelling
De stam 

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Het les doel van vandaag is je kennis over de werkwoordspelling opfrissen.

Slide 2 - Slide



De eerste stap in werkwoord spelling is dat je eerst moet weten wat de stam van het werkwoord is. 


Slide 3 - Slide

Maar....weten jullie wat werkwoorden zijn?

Slide 4 - Slide

Geef werkwoorden

Slide 5 - Mind map

Het werkwoord

Iets wat je kunt doen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord -en af te halen. Wat je overhoudt, is de werkwoordstam. 

De stam is de kortste vorm van het werkwoord.

Slide 8 - Slide

De stam van hele werkwoorden kun je op verschillende manieren vinden. 


Slide 9 - Slide

Manier 1: Afhalen -en van het hele werkwoord. Wat je overhoudt is de stam!

Slide 10 - Slide

We gaat het even oefenen

Slide 11 - Slide

Geef de stam van "denken".

Slide 12 - Open question

Geef de stam van "zoenen".

Slide 13 - Open question

Geef de stam van "springen".

Slide 14 - Open question

Manier 2: Extra klinker toevoegen aan de stam. Het werkwoord verandert.


Slide 15 - Slide

Wat is een ruwe stam?
Je hebt niet altijd de juiste stam als je -en van het hele werkwoord afhaalt. Bijvoorbeeld bij het werkwoord 'maken'. Het is niet (ik) mak, maar (ik) maak. Deze stam moet je nog  veranderen. Dit noem je een ruwe stam. 

Slide 16 - Slide

We gaat het even oefenen

Slide 17 - Slide

Geef de stam van "slapen".

Slide 18 - Open question

Geef de stam van "slopen".

Slide 19 - Open question

Geef de stam van "huren".

Slide 20 - Open question

Manier 3: Sommige hele werkwoorden hebben dubbele medeklinkers. We halen er dan ook één medeklinker af.

Slide 21 - Slide

Laten we even oefenen.

Slide 22 - Slide

Geef de stam van "hakken".

Slide 23 - Open question

Geef de stam van "rennen".

Slide 24 - Open question

Geef de stam van "voetballen".

Slide 25 - Open question

-v of -z (1)
Bij sommige werkwoorden eindigt de ruwe stam op een -v of een -z. Een werkwoorden kan nooit op deze letters eindigen, dus moet je de v veranderen in een f en de z veranderen in een s.

Slide 26 - Slide

-v of -z (2)

Slide 27 - Slide

We gaan weer even oefenen

Slide 28 - Slide

Geef de stam van "reizen".

Slide 29 - Open question

Geef de stam van "beven".

Slide 30 - Open question

Geef de stam van "leven".

Slide 31 - Open question

Vandaag heb je geleerd
Dat de eerste stap in werkwoord spelling is dat je eerst moet weten wat de stam van het werkwoord is. 

Slide 32 - Slide