hfd. 4 materialen

Herhaling hfd. 4 materialen
  • het molecuultheorie (Fasen, Faseovergangen, kookpunt,...)
  • warmte Q=mc delta T
  • dichtheid, druk, veerconstante (Elastisch en plastische vervorming)
  • relatieve rek = lengteverandering / beginlengte
  • spanning = kracht / oppervlakte
  • Elasticiteitsmodulus = spanning / relatieve rek
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling hfd. 4 materialen
  • het molecuultheorie (Fasen, Faseovergangen, kookpunt,...)
  • warmte Q=mc delta T
  • dichtheid, druk, veerconstante (Elastisch en plastische vervorming)
  • relatieve rek = lengteverandering / beginlengte
  • spanning = kracht / oppervlakte
  • Elasticiteitsmodulus = spanning / relatieve rek

Slide 1 - Slide

De 5 kenmerken van het molecuulmodel:

  1. Moleculen zijn opgebouwd uit speciefieke atomen.
  2. Tussen de moleculen zit lege ruimte.
  3. Moleculen bewegen en kunnen tegen elkaar botsen.
  4. Bij hogere temperatuur bewegen moleculen sneller.
  5. Molecule trekken elkaar aan: hoe dichter bij elkaar, hoe sterker.

Slide 2 - Slide

§ 4.1 het molecuulmodel

Slide 3 - Slide

Faseovergangen

Slide 4 - Slide

Faseovergangen
Faseovergangen

Slide 5 - Slide

Faseovergangen

Slide 6 - Slide

Dichtheid

Slide 7 - Slide

Dichtheid

Slide 8 - Slide

dichtheid 
dichtheid van water is=0,99 g/cm^3
=...  kg/m^3

Slide 9 - Slide

Dichtheid

Slide 10 - Slide

 warmte
Wanneer je energie, warmte (Q) toevoert aan een voorwerp / stof, zal de temperatuur stijgen.

Van welke factoren is deze temperatuursstijging afhankelijk?

Slide 11 - Slide

Soortelijke warmte

Slide 12 - Slide

Soortelijke warmte

Soortelijke warmte: de warmte die nodig is om 1 gram stof 1 graad warmer te maken.


Bij water heb je heel veel (soortelijke) warmte nodig om temperatuur te laten stijgen

Slide 13 - Slide

voorbeeld water
c=4180 J/kg C
c=Q/(m deltaT)
m=...?

Slide 14 - Slide

Druk

Slide 15 - Slide

Druk
druk =      kracht
              oppervlakte
p=AF

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Veerconstante
  • De hoeveelheid kracht die nodig is om een veer  1 cm of 1 meter uit te rekken.
  • Hoe groter de veerconstante des te stugger de veer.
  • Welke veer is het stugst?

Slide 19 - Slide

De veerconstante

Slide 20 - Slide

Veerconstante formule
C=uF

C = veerconstante (N/m)

F = kracht (N)

u = uitrekking  (cm of m)

Slide 21 - Slide


oefening
Bereken de veerconstante van deze veer.

  • Fv= C x u

  • C = Fv : u

  • C = 11 : 0,025 = 440 N/m

Slide 22 - Slide

elastisiteit en vervorming 
Hoeveel een materiaal vervormt hangt af van de spanning in het materiaal, de treksterkte van het materiaal en de elasticiteitsmodulus van het materiaal. De spanning in een draad of stang is de uitgeoefende trekkracht per oppervlakte-eenheid van de dwarsdoorsnede.
waarin:
σ = spanning (N/m²)
F = kracht (N)
A = oppervlakte (m²)
σ=AF

Slide 23 - Slide

rek 
De relatieve rek is de verhouding tussen de uitrekking en de beginlengte.
waarin:
ε = rek (-)
Δl = uitrekking (m)
l0 = oorspronkelijke lengte (m)
De treksterkte van een materiaal is de maximale spanning van waaraf het materiaal blijvend vervormd is



ϵ=l0Δl

Slide 24 - Slide

Elasticiteitsmodus
De elasticiteitsmodulus is de spanning die nodig is om een materiaal een relatieve rek te geven van 100%.

waarin:
E = elasticiteitsmodus (N/m²)
σ = spanning (N/m²)
ε = rek (-)
E=ϵσ

Slide 25 - Slide

Treksterkte (BINAS) = die spanning waarbij het materiaal niet meer elastich maar plastisch vervormt.
Waarom daalt de grafiek zodra er insnoering plaatsvindt?
Wat stelt de steilheid van de ε,σ- grafiek voor?

Slide 26 - Slide

oefening 
Opgave 1
Een lift met een massa van 300 kg mag maximaal 800 kg aan massa vervoeren. De lift hangt aan een stalen kabel. Zonder belasting is de kabel 20 meter lang. Met maximale belasting wordt de kabel 0,50 cm langer.
a.  Bereken de spanning in de liftkabel.
b.  Bereken de diameter van de liftkabel bij maximale belasting.

Slide 27 - Slide

Bestudeer het onderstaande diagram:
a. Geef aan in welk gebied elastische en plastische vervorming plaatsvindt.
b. Geef aan in welk gebied de formule voor de elasticiteitsmodulus geldt.
c. Geef ook in de grafiek de treksterkte van het materiaal aan.


Slide 28 - Slide

Soortelijke warmte

Soortelijke warmte: de warmte die nodig is om 1 gram stof 1 graad warmer te maken.


Bij water heb je heel veel (soortelijke) warmte nodig om temperatuur te laten stijgen

Slide 29 - Slide

Soortelijke warmte

Slide 30 - Slide

Wat is vermogen?
Vermogen (P) is een grootheid: de eenheid is watt (W)
1 watt = 1 joule per seconde  (of: 1W=1J/s)

de eenheid van vermogen bestaat uit de eenheden van Energie (J) en tijd (s)

Je kunt hier dus mee rekenen: 
Energie = vermogen x tijd




E=Q=Pt

Slide 31 - Slide

warmtetransport
warmtetransport
stroming
straling
geleiding

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Slide

De kachel geeft vooral warmte af door...
A
Warmtestraling
B
Warmtestroming

Slide 36 - Quiz

Warmtetransport vindt plaats dankzij;
A
Hitte
B
Absorptie
C
Temperatuurverschillen
D
De kachel

Slide 37 - Quiz

Hoe kun je goed warmte isoleren?
A
Dubbele glazen in het raam
B
Metalen muren in je huis hebben
C
Buiten koken
D
Lucht tussen de muur

Slide 38 - Quiz

Waar zien we een voorbeeld van GELEIDING bij een pan met kokend water?
A
Vanaf het vuur naar de omgeving
B
In het water
C
In de steel van de pan

Slide 39 - Quiz

aardgas + zuurstof -->
koolstofdioxide + water

Hoe noem je zo'n schema?
A
Boodschappenlijstje
B
Reactieschema
C
Scheikunde-schema
D
Heeft geen naam

Slide 40 - Quiz

aardgas + zuurstof -->
koolstofdioxide + water

Hoe noem je zo'n schema?
A
Boodschappenlijstje
B
Reactieschema
C
Scheikunde-schema
D
Heeft geen naam

Slide 41 - Quiz

wat is een ander woord voor warmte straling?
A
infra-rood-straling
B
licht-straling
C
radio- actieve straling
D
rode straling

Slide 42 - Quiz

warmtetransport

Slide 43 - Slide

opdracht: wat is de eenheid van warmtegeleidingscoefficient?

  • d: de dikte in meter
  • A: oppervlakte in vierkante meter
  •               in graden Celsius of Kelvin 
  • P  in Watt 

timer
2:00
ΔT
λ=PΔTAd

Slide 44 - Slide

a. Formule invullen. b. Vergelijken met de 1,0 kW. c. Je hebt dezelfde oppervlakte, maar een andere dikte en een andere warmtegeleidingscoefficient. De isolatie van de lucht is vele malen beter dan die van het glas. Het glas voegt dus niets toe (hoe slecht het ook zou isoleren). e. Zie b.

Slide 45 - Slide

Hoe heet de fasenovergangen van gas naar vast?
A
condenseren
B
verdampen
C
rijpen
D
sublimeren

Slide 46 - Quiz

Opgaven
Opgave 7 - WS
Als een spaak in het fietswiel wordt gemonteerd, wordt de spaak ook gespannen. Dit wordt voorspannen genoemd. Een bepaalde roestvrijstalen spaak krijgt een spanning van 190 MPa. De doorsnede van de spaak is 2,63 mm2.
a. Bereken de spankracht in de voorgespannen spaak.
b. Bereken hoeveel procent de voorgespannen spaak is uitgerekt.

Opgave 8 - WS
Tijdens het springen oefent een kangoeroe een maximale spanning van 27 MPa uit op de pees van de spier waarmee de kangoeroe afzet tegen de grond. De pees rekt daarbij 2,5% uit. De uitrekking van de pees is (vrijwel) lineair. Bereken de elasticiteitsmodulus van de pees.


 
Opgave 11 - WS
Bestudeer het onderstaande diagram:







a. Geef aan in welk gebied elastische en plastische vervorming plaatsvindt.
b. Geef aan in welk gebied de formule voor de elasticiteitsmodulus geldt.
c. Geef ook in de grafiek de treksterkte van het materiaal aan.


Slide 47 - Slide