GL les 12.11 H2

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Lernziele/leerdoelen

Aan het einde van de les kan je:

- uitleggen wat het verschil tussen schmerzen en wehtun is

- vragen hoe het met iemand gaat (denk aan kaartje)

- zeggen hoe met je gaat (goed, slecht)

- zeggen waar je last van hebt / pijn doet

- de w-woorden vertalen

12. Nov Was machen wir heute?

Üben für die mündliche Prüfung

Unterschied (verschil) zwischen schmerzen und wehtun

Wortschatz überprüfen (checken)

An die Arbeit--> sprechen

Wenn Zeit übrig --> dan Hausaufgaben Tekst 1 und 2 noch kontrollieren

Verschil Schmerzen en wehtun

Ich habe Bauchschmerzen -->

Mein Bauch tut weh

Meine Hände tun weh

Schmerzen =

wehtun =

verletzt

Beim rennen habe ich mir am Fuß verletzt

Beim Fußballspielen habe ich mir am Hand verletzt.

Verletzt = gewond

Vertaal het volgende woord
Zahnschmerzen

1. tandpijn
2. ziekpijn
3. zalf smeren

Vertaal het volgende woord:
die Halsschmerzen

1. Huidsmeren
2. Nekpijn
3. Halspijn

Wann

Wer

Was

Wie

Wo

Wie

Wat

Waar

Wanneer

Hoe

Wat is het verschil tussen
wehtun en Schmerzen?

vertaal:
Wie geht es dir?

Vertaal:
Mir geht es schlecht.

Vertaal:
Was ist los?

Gesprek uit kunnen schrijven

blz. 73 --> Lees mee en luister mee

Ich bin nervös

Ich habe eine Muskelkater

Wo hast du dich verletzt?

Wann hast du dich verletzt

Wie hast du dich verletzt

blz. 74Uitleg opdr. 29 en 30(10min)

Waar haal je je informatie vandaan?

We bespreken beide opdrachten nog.

opdr. 29
schrijf een aantal zinnen op die je gemaakt hebt.

checken leerdoel

Hoe zeg je:

Ik heb hoofdpijn.

Waar ben je gewond geraakt?

Hoe ben je gewond geraakt?

geef aan hoe het met je gaat

vraag hoe het met iemand gaat

Hausaufgaben montag 15. nov

Aufgaben 33 en 37 1e tabel

Seite 75 en 77

Vertaal het volgende gesprek

Hoe vraag je in het Duits hoe het met iemand gaat?

Hoe zeg je in het Duits dat het niet goed met je gaat?

Hoe vraag je in het Duits waar iemand pijn heeft?