Aan het einde van de les kan je:
- uitleggen wat het verschil tussen schmerzen en wehtun is
- vragen hoe het met iemand gaat (denk aan je kaartje)
- zeggen hoe het met je gaat (goed, slecht)
- zeggen waar je last van hebt / pijn doet
- zeggen wat er gebeurd is
- de w-woorden vertalen