Kapitel 3 Lektion 4

Duits Kapitel 3 Lektion 4
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Duits Kapitel 3 Lektion 4

Slide 1 - Slide

Doelen: 
luisteren
Ik kan relevante informatie uit voorspelbare kijkfragmenten begrijpen
lezen
Ik kan een beschrijvende tekst over vertrouwde onderwerpen begrijpen
Ik kan de hoofdlijn van teksten in een krant begrijpen
grammatica 
Ik kan de eerste, derde en vierde naamval bepalen
Grammatik D, Seite 124

Slide 2 - Slide

Grammatica: 
We gaan dus een begin maken met naamvallen. 

Slide 3 - Slide

Wat moet je weten? 
In deze paragraaf is zinsontleding erg belangrijk. 
In het Duits koppelen wij hier bepaalde naamvallen aan. 
1e naamval = onderwerp
3e naamval = meewerkend voorwerp
4e naamval = lijdend voorwerp 

Noteer dit!! 

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
De man schrijft de vrouw een brief. 

Onderwerp = wie schrijft? --> de man (1e naamval) 
Lijdend voorwerp = wat schrijft de man? --> een brief ( 4e nv)
Meewerkend voorwerk = aan wie / voor wie schrijft de man een brief? --> aan de vrouw (3e naamval) 

Slide 5 - Slide

Opdracht 8-11 zijn de grammatica opdrachten
8: verschil welke naamval bij welk zinsdeel hoort
9: toepassen wat welk stukje is van de zin
10: zelf de zin ontleden
11: de werkwoorden die je tot dusver hebt gehad --> haben, sein, modale werkwoorden , wissen, werkwoorden met d/ t in de stam. 

Slide 6 - Slide

Welke naamval hoort bij het lijdend voorwerp?
A
1e naamval
B
2e naamval
C
3e naamval
D
4e naamval

Slide 7 - Quiz

Welke naamval hoort bij het meewerkend voorwerp?
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval

Slide 8 - Quiz

Welke naamval hoort bij het onderwerp?
A
1ste naamval
B
2de naamval
C
3de naamval
D
4de naamval

Slide 9 - Quiz

... (mijn) Mutter arbeitet sehr viel
A
LV, dus 4e naamval
B
OW, dus 1e naamval

Slide 10 - Quiz

Wat ga je nu maken? 
Je maakt paragraaf 4.  

Slide 11 - Slide