Spelling H5 & H6

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat staat er op het programma?
  • Allllllerlei verschillende onderdelen langs = oefenen
    voor de repetitie 
  • Drie opdrachten maken
  • Tijd over? Enquête

Slide 2 - Slide

Zwakke & sterke werkwoorden 
  • Een zwak werkwoord verandert niet van klank in de verleden tijd:  Ik werk - Ik werkte

  • Een sterk werkwoord verandert van klank in de verleden tijd: Ik loop - ik liep

Slide 3 - Slide

Geef een voorbeeld van een sterk werkwoord.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

Maak een zin met een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Mind map

Welke woorden met een trema ken jij?

Slide 7 - Mind map

Wanneer gebruik je een dubbele punt?
1) Als je iets aankondigt

Er is slecht nieuws: de voetbalwedstrijd gaat niet door.

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je een dubbele punt?
2) Als je iets opsomt

Op mijn verlanglijstje staat het volgende: een voetbal, een iPhone 7 en oorbellen.




Slide 9 - Slide

Wanneer gebruik je een dubbele punt?
3) Als er een citaat komt

Timo zei: 'Ik wil in de zomer graag op vakantie.'

Slide 10 - Slide

Wanneer gebruik je een dubbele punt?
1) Als je iets aankondigt
2) Als je iets opsomt
3) Als er een citaat komt

Slide 11 - Slide

Wanneer gebruik je de komma?

1 Tussen twee werkwoorden van verschillende zinnen.

                    'Als wij daar heen gaan, komen er vast meer mensen.'

2 Tusen bijvoeglijke naamwoorden die je kunt omruilen.

         HIER WEL:      'Een dag langer weekend is leuk, relaxt, fijn en ontspannen!'
         
HIER NIET:      'Een bijzonder goede taaltaak heb je gemaakt!'

3 Tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)

                     'Je kunt kiezen uit Nederlands, Aardrijkskunde, Duits en Engels of
                                                  Economie, Verzorging, Biologie en Gym.'



Slide 12 - Slide

Wanneer gebruik je de komma?

4 Voor een signaalwoord (want, maar etc.)

              Het lijkt me leuk, maar helaas kan ik niet komen.
              Ik ga met je mee, zodra ik Henk afgebeld heb.


5 Na een naam, aanhef of uitroep aan het begin of einde van een zin.

          Tjonge zeg, dat is niet zo mooi.

          Jan, mag ik je wat vragen?

          Dat zei ik net, sufferd!

Slide 13 - Slide

Er zijn verschillende verhaalsoorten / genres. Welke ken jij?

Slide 14 - Open question

Hoe maakt een schrijver een
boek/film spannend?

Slide 15 - Mind map

Weet je het nog?
Het boek ..... op tafel ligt is van mij.
Het-woorden verwijs je met ....
A
die
B
wat
C
dat
D
deze

Slide 16 - Quiz

Verwijzen doe je zo:
die                                de - woorden                                de hond die
dat                               het - woorden                               het hondje dat
wat                              vergrotende trap                          het laatste wat 
                                      iets onbepaalds/ "vaags"         iets wat jij krijgt
                                      verwijzen naar een zin
                                                 (ik ga iets zeggen wat je nooit vergeet)

Slide 17 - Slide

Verwijzen in een zin
is echt het allermooiste .......... er is.

Slide 18 - Open question

Het compliment ...... jij gisteren kreeg, was helemaal terecht!
A
die
B
deze
C
dat
D
wat

Slide 19 - Quiz

De meeste tieners .... gek zijn op bananen, zien een beetje geel
A
die
B
deze
C
dat
D
wat

Slide 20 - Quiz

Als jij jarig bent, ..... nog wel even duurt, trakteer je zeker wel?!
A
die
B
deze
C
dat
D
wat

Slide 21 - Quiz

Ik heb een tante ________ ik goed
kan praten.

Slide 22 - Open question

PERSONEN
met wie
op wie
aan wie
tegen wie
DINGEN/DIEREN
waarmee
waarop
waaraan
waartegen

Slide 23 - Slide

Welke onderdelen vind je lastig?

Slide 24 - Open question

Aan het werk!
  • Maak in H6 op bladzijde 232 opdracht 5, 6 en 8.

  • De volgorde van de opdrachten mag je zelf bepalen

  • Zelfstandig of in tweetallen.

Slide 25 - Slide

Evalueren op de les
Terugblik op de les
Huiswerk: H6 [blz. 232] opdracht 5, 6 en 8
Neem de volgende keer je werkboek mee!

Slide 26 - Slide