Na deze les weet je wanneer je een komma en een dubbele punt moet gebruiken en kun je de verleden tijd van sterke werkwoorden goed opschrijven
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je wanneer je een komma en een dubbele punt moet gebruiken en kun je de verleden tijd van sterke werkwoorden goed opschrijven
Slide 1 - Slide
Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
stoff. bijv.nw zeggen van wat voor stof iets is gemaakt
Terugblik:
Slide 2 - Slide
Je gebruikt een komma in een zin om de zin beter leesbaar te maken. Komma’s laten zien hoe een zin in elkaar zit.
Je zet een komma in een zin
wanneer er in de zin twee persoonsvormen naast elkaar staan: Als jij de boodschappen doet, zet ik intussen de tent even op.
Slide 3 - Slide
tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woordje en): We gaan armbanden, oorbellen, kettingen en ringen verkopen.
na een naam of een uitroep aan het begin van de zin: Hé jongens, wacht even. Henk, heb jij Marloes ook gezien?
Slide 4 - Slide
voor het woord maar, als dit woord een tegenstelling aangeeft:
Mijn broertje wil naar Spanje,maar ik ga liever naar Noorwegen.
voor doordat, nadat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra.
Slide 5 - Slide
Je zet een dubbele punt in een zin als je iets aankondigt.
Bijvoorbeeld: Dit is de uitslag: Jessica heeft de partij gewonnen met 7 tegen 6.
Wij hebben drie honden: een labrador, een corgi en een teckel.
Slide 6 - Slide
Aanhalingstekens
Als je iemands woorden letterlijk weergeeft, heet dat een citaat. Met een dubbele punt kun je een citaat aankondigen. Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens.
Slide 7 - Slide
Dat ziet er zo uit:
Tanek zei: ‘Morgen stappen we om vier uur in het vliegtuig.’
Camila vroeg:‘Hebben jullie al een ijsje gekocht?’
Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
‘Morgen stappen we om vier uur in het vliegtuig,’ zei Tanek.
Slide 8 - Slide
Nu zelfstandig aan de slag
Wat nu?
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 231+232
Maken opdr. 1 t/m 5
blz. 231 t/m 232
Slide 9 - Slide
Bij de meeste werkwoorden verandert de klank niet. Dat zijn ?
Zwakke werkwoorden
Terugblik:
Slide 10 - Slide
Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.