8.3 Energievormen

Welkom!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Energievormen
  • Zwaarte-energie
  • Veerenergie
  • Warmte
  • Elektrische energie
  • Stralingsenergie
  • Chemische energie
  • Kinetische energie (bewegingsenergie)

Slide 2 - Slide

Energievormen
  • Zwaarte-energie
  • Veerenergie
  • Warmte
  • Elektrische energie
  • Stralingsenergie
  • Chemische energie
  • Kinetische energie (bewegingsenergie)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Zwaarte energie
Zwaarte-energie is wat de zwaartekracht als arbeid kan gaan verichten. Elke energievorm die arbeid kan gaan verichten heet ook wel potentiële energie. 

Ezw=mgh

Slide 5 - Slide

Veerenergie

Slide 6 - Slide

Warmte
Warmte is het resultaat van de arbeid door wrijvings-
kracht. Als er een wrijvingskracht werkt ontstaat er
warmte, Q: 


Ook bij een chemische reactie (verbranding) en bij
een verandering van gasdruk (fietspomp) kan
warmte vrijkomen.
Ewr=Q=Fws

Slide 7 - Slide

Electrisch


P is het electrisch vermogen in W.
W = J / s
Staat op het apparaat.

Ook makkelijk uit te rekenen door 




Slide 8 - Slide

Straling

Slide 9 - Slide

Chemische energie
Chemische energie is dus de energie die in brandstoffen zit en dat vrijkomt bij verbranding. Zie BINAS 28 B.
Voor vloeistoffen en gassen:

Voor vaste stoffen:

r is de stookwaarde per volume of massa...
Ech=rvV
Ech=rmm

Slide 10 - Slide

Kinetische energie
Er kan ook energie in beweging zitten. Deze kan dan ook 'arbeid' leveren. 


Ekin=21mv2

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Nuttige energie
Als energie in brandstoffen zit, bijvoorbeeld benzine of eten, dan kan die chemische energie die daar in zit nooit volledig gebruikt worden. 

Enuttig=ηEchem=Fmotors

Slide 13 - Slide

Overzicht
Zwaarte energie:        Ezw = m • g • h
Warmte:                     Q = Fw • s
Kinetische energie:    Ekin = 1/2 • m v2  
Nuttige energie:         W = F• s of  W = Fsp • s
Chemische energie:   Ech = rv • V  of   Ech = rm• m

Slide 14 - Slide

Welke energie bereken je met onderstaande functie:

rvV
A
zwaarte energie
B
Warmte
C
Kinetische energie
D
Chemische energie

Slide 15 - Quiz

Welke energie bereken je met onderstaande functie:

mgh
A
zwaarte energie
B
Warmte
C
Kinetische energie
D
Chemische energie

Slide 16 - Quiz

Welke energie ontstaat er als er wrijvingskrachten mee doen?
A
zwaarte energie
B
Warmte
C
Kinetische energie
D
Chemische energie

Slide 17 - Quiz

Voorbeeld
Energievormen kunnen dus uitgewisseld worden.  Zo krijgt iets als iets valt (zwaartekracht oefent positieve arbeid uit) uiteindelijk snelheid (kinetische energie).

Slide 18 - Slide

Voorbeeld
Of andersom:
Als iets omhoog gegooid wordt (zwaartkracht vericht negatieve arbeid) verliest iets snelheid (kinetische energie).

Slide 19 - Slide

Voorbeeld
Of andersom:
Als iets omhoog gegooid wordt (zwaartkracht vericht negatieve arbeid) verliest iets snelheid (kinetische energie).
Maar het krijgt dan weer potentiele energie. Omdat de hoogte toeneemt kan het weer steeds verder naar beneden vallen.

Slide 20 - Slide

Voorbeeld
Een steentje (100 g) valt wrijvingsloos naar 30 m beneden. 
Bereken met welke snelheid hij de grond raakt. 


Slide 21 - Slide

Voorbeeld
Een steentje (100 g) valt wrijvings naar 30 m beneden. 
Bereken met welke snelheid hij de grond raakt. 
Zwaarte energie wordt omgezet in kinetische energie.


Slide 22 - Slide

Voorbeeld
Een steentje (100 g) valt wrijvings naar 30 m beneden. 
Bereken met welke snelheid hij de grond raakt. 
Zwaarte energie wordt omgezet in kinetische energie.
Ezw=Ekin

Slide 23 - Slide

Voorbeeld
Een steentje (100 g) valt wrijvingsloos naar 30 m beneden. 
Bereken met welke snelheid hij de grond raakt. 
Zwaarte energie wordt omgezet in kinetische energie.
Ezw=Ekin


mgh=21mv2

Slide 24 - Slide

Voorbeeld
Een steentje (100 g) valt wrijvingsloos naar 30 m beneden. 
Bereken met welke snelheid hij de grond raakt. 
Zwaarte energie wordt omgezet in kinetische energie.
Ezw=Ekin


mgh=21mv2
v=2gh=29,8130=24ms1

Slide 25 - Slide

Voorbeeld 2
Een balletje (40 g) rolt horizontaal met een beginsnelheid van 12 m/s. De wrijvingskracht is 0,48 N.
Bereken na hoeveel m het balletje stil ligt.

Slide 26 - Slide

Voorbeeld 2
Een balletje (40 g) rolt horizontaal met een beginsnelheid van 12 m/s. De wrijvingskracht is 0,48 N.
Bereken na hoeveel m het balletje stil ligt.
De wrijvingskracht zorgt ervoor dat het balletje steeds minder hard rolt tot het stil ligt. De wrijvingskracht heeft dan evenveel arbeid vericht als er kinetische energie was.

Slide 27 - Slide

Voorbeeld 2
Een balletje (40 g) rolt horizontaal met een beginsnelheid van 12 m/s. De wrijvingskracht is 0,48 N.
Bereken na hoeveel m het balletje stil ligt.

Ekin=Q

Slide 28 - Slide

Voorbeeld 2
Een balletje (40 g) rolt horizontaal met een beginsnelheid van 12 m/s. De wrijvingskracht is 0,48 N.
Bereken na hoeveel m het balletje stil ligt.

21mv2=Fws
s=F(21mv2)=0,48(0,50,04122)=6,0m

Slide 29 - Slide

Wat is nog niet (helemaal) duidelijk van de afgelopen les en wil je het graag herhalen?

Slide 30 - Open question