Gedrag: basisstof 2

1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Link

wat is een respons?
A
reageren op prikkels
B
prikkels waarnemen
C
een signaal naar de hersenen
D
een signaal vanaf de hersenen naar spieren

Slide 12 - Quiz

Wat is een prikkel?

A
invloed uit de omgeving op een organisme
B
reactie van een mens of dier op iets
C
een zintuig
D
een zenuw

Slide 13 - Quiz


Niet elke prikkel veroorzaakt een respons. Hoe kan dat?

Slide 14 - Open question

Als een prikkel
steeds dezelfde
reactie (respons) geeft noem je dit:

A
een sleutelprikkel
B
een uitwendige prikkel
C
een inwendige prikkel
D
een respons

Slide 15 - Quiz

Prikkel/respons
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
respons
prikkel
Je ruikt een gaslucht
Je schrikt
Je loopt naar het gasfornuis
Je ziet dat de gasknop open staat
Je draait het gas uit

Slide 16 - Drag question

Mira is buiten aan het werk. Ze krijgt het warm en trekt haar jas uit.
Is het uittrekken van haar jas een respons op een inwendige of op een uitwendige prikkel?
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel

Slide 17 - Quiz

Wat is de prikkel en de respons voor de buffel?
Respons
Prikkel

Slide 18 - Drag question

wat is de prikkel,
wat de respons
A
prikkel: citroen zien; respons: ogen dicht
B
Prikkel: ogen dicht respons: zuur proeven
C
prikkel: ogen dicht; respons: ogen dicht
D
Prikkel: zuur proeven respons: ogen dicht

Slide 19 - Quiz

Wat is gedrag?
A
Alles wat mensen doen
B
Alles wat dieren doen
C
Alles wat mens en dier doet
D
Alles wat planten, dieren en mensen doen

Slide 20 - Quiz

Sam zegt: "Een ethogram bestaat uit de beschrijving van handelingen van een dier."

Bas zegt: "Een ethogram bevat afkortingen van handelingen van een dier."

A
Beide hebben gelijk
B
Sam heeft gelijk
C
Bas heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk

Slide 21 - Quiz

Wat betekent objectief?
A
Je mening geven
B
Je houden aan de feiten
C
Een object bekijken
D
Objectieven gebruiken

Slide 22 - Quiz

Sleutelprikkel / supranormale prikkel
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
sleutelprikkel
supranormale prikkel

Slide 23 - Drag question

Slide 24 - Link

1 wat is de pikkel
2 wat is de respons

Slide 25 - Open question