Briefconventies

Briefconventies
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Briefconventies

Slide 1 - Slide

Leesproject
We starten met 15 minuten stil lezen
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Vandaag
Briefconventies
Verwijs- en voegwoorden

Slide 3 - Slide

Briefconventies
Zet de onderdelen in de juiste volgorde. 

Let op! Je hebt slechts 2:30 minuten de tijd!

Slide 4 - Slide

timer
2:30
Adres afzender
Adres ontvanger
Plaats, datum
Onderwerp (betreft)
Aanhef
Briefinhoud
Slotgroet
Slotzin
Handtekening
Naam afzender

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Link

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 7 - Slide

Weetjes
Vaak staat er een komma voor een voegwoord, maar niet altijd!
Als je een voegwoord weglaat, houd je twee zinnen over.
Een voegwoord kan aan het begin van een zin staan of in het midden. 
Bij het voegwoord EN gaat het om een opsomming
Bij het voegwoord MAAR gaat het om een tegenstelling.
Bij het voegwoord WANT gaat het om een reden.
Bij het voegwoord OF gaat het om een keuze.
Bij het voegwoord DUS gaat het om een conclusie.

Slide 8 - Slide

Verwijswoorden
je gebruikt verwijswoorden om te verwijzen naar een persoon, zaak of gebeurtenis die je eerder hebt genoemd.

Slide 9 - Slide

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen dus ergens naar. Let maar eens op:

De jongen koopt nieuwe schoenen. Deze koopt hij bij H&M.
Het woordje "Deze" is een verwijswoord. Het verwijst naar "schoenen".

Slide 10 - Slide

Verwijswoorden
Ezelsbruggetje

dE-woorden: dezE en diE
heT-woorden: diT en daT 
De hond DIE daar ligt
Het hondje DAT daar ligt

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link