Staal_Spelling_4.2.1

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Doel

Leren herkennen van de 1e, 2e en 3e persoon enkelvoud. 

Dictee

Woord 1

Woord 2

Woord 3

Zin 1

Zin 2

1e, 2e en 3e persoon enkelvoud

De 1e persoon enkelvoud staat voor de persoon die praat.

De 2e persoon enkelvoud staat voor de persoon tegen wie je praat: jij of u.

De 3e persoon enkelvoud staat voor iemand of iets anders: hij, zij, het.

1e persoon enkelvoud (de persoon die praat)	2e persoon enkelvoud (de persoon tegen wie je praat)	3e persoon enkelvoud (iemand of iets anders)
ik	je/jij u	hij zij het

Ik zal iets vertellen.

Wat is de 1e persoon enkelvoud in deze zin?

1. zal
2. Ik
3. iets
4. vertellen

Luister je goed en luistert u ook?

Van welke persoon enkelvoud is hier sprake?

1. 1e
2. 3e
3. 2e
4. Geen

Wat is de 3e persoon enkelvoud in deze zin?

Zij kijkt glimlachend naar mij.

Wat is de 2e persoon enkelvoud in deze zin?

U was vast vaak verdrietig.

1e persoon enkelvoud

2e persoon enkelvoud

3e persoon enkelvoud

Ik fiets naar mijn vriend.

Heb jij dat opgegeten?

Het lijken wel meloenen.

Hebt u wel goed geluisterd?

Hij kan dit goed uitleggen.

Wat ziet zij er lief uit

Terugblik:

1e persoon enkelvoud: ik.

- staat voor de persoon die praat.

2e persoon enkelvoud: je/jij en u.

- staat voor de persoon tegen wie je praat.

3e persoon enkelvoud: hij, zij, het.

- staat voor iemand of iets anders.

Schrijf een zin met een onderwerp in de 2e persoon enkelvoud.

Schrijf een zin met een onderwerp in de 1e, 2e of 3e persoon enkelvoud, met een woord met onbeklemtoond meervoud erin!