2.5

2.5
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo lwoo, kLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2.5

Slide 1 - Slide

Heute
Aan het einde van de les:
- Weet ik hoe ik bepaalde/onbepaalde lidwoorden gebruiken

Slide 2 - Slide

Bepaald & onbepaald lidwoord
Bepaalde lidwoorden: de & het



Onbepaalde lidwoorden: een & geen

Slide 3 - Slide

Bepaald & onbepaald lidwoord
Bepaalde lidwoorden: de & het

der, die, das, die 

Onbepaalde lidwoorden: een & geen

ein(e), kein(e)

Slide 4 - Slide

Geslacht van een zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Slide

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

der Lehrer
A
ein Lehrer
B
eine Lehrer

Slide 6 - Quiz

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

die Eltern
A
kein Eltern
B
keine Eltern

Slide 7 - Quiz

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

das Heft
A
ein Heft
B
eine Heft

Slide 8 - Quiz

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

der Löffel
A
kein Löffel
B
keine Löffel

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

die Cola
A
ein Cola
B
eine Cola

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

das Essen
A
kein Essen
B
keine Essen

Slide 11 - Quiz

Nu zelf: vul het juiste onbepaalde lidwoord in:
das Eis - (een) Eis

Slide 12 - Open question

die Kartoffeln - (geen) Kartoffeln

Slide 13 - Open question

die Tasse - (een) Tasse

Slide 14 - Open question

welke bezittelijke voornaam-
woorden ken je?

Slide 15 - Mind map

die Possesivpronomen (= de bezittelijke voornaamwoorden)
Nederlands
Duits: der of das
Duits: die
mijn
mein
meine
jouw
dein
deine
zijn
sein
seine
haar
ihr
ihre
ons/onze
unser
unsere
jullie
euer
eure
hun
ihr
ihre
uw
Ihr
Ihre

Slide 16 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie
hun/uw
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
ihr/Ihr

Slide 17 - Drag question

Bezittelijke voornaamwoorden horen ook
bij de EIN-Gruppe:
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
DER
DIE
DAS
DIE
(K)EIN
(K)EINE
(K)EIN
KEINE
asassa

meine
mein
mein
meine

Slide 18 - Drag question

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer

Slide 19 - Quiz

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
jij, u
B
mijn, jouw, jullie
C
onze, uw
D
hij, zij, ik

Slide 20 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
haar
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 21 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden
(mijn) ......... Mutter
A
mein
B
meine

Slide 22 - Quiz

(haar) ... Bruder

Slide 23 - Open question

(jouw) ... Buch

Slide 24 - Open question

(jullie) ... Kinder (mv)

Slide 25 - Open question

(k)ein of (k)eine? 
der- en das- woorden (mannelijk & onzijdig) --> ein  of  kein


die- woorden (vrouwelijk & meervoud) --> eine of keine 

Slide 26 - Slide

(k)ein of (k)eine? 
der- en das- woorden (mannelijk & onzijdig) --> ein  of  kein


die- woorden (vrouwelijk & meervoud) --> eine of keine 

Slide 27 - Slide

Paars

Allein:
1, 2, 3, 6, 7 & 8
Groen

Zusammen:
6, 7 & 8

Allein:
1, 2 & 3

Slide 28 - Slide