2425 K1W1 Les 1 - Observeren

Periode 1.3 - VZB0924
Tijdens de lessen werkprocessen staan de volgende twee werkprocessen centraal:

B1-K1-W1 Onderkent de gezondheidstoestand op somatisch en psychosociaal gebied

B1-K1-W3 Draagt mede zorg voor het individuele plan van de zorgvrager
1 / 53
next
Slide 1: Slide
Branches ggzMBOStudiejaar 2

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Periode 1.3 - VZB0924
Tijdens de lessen werkprocessen staan de volgende twee werkprocessen centraal:

B1-K1-W1 Onderkent de gezondheidstoestand op somatisch en psychosociaal gebied

B1-K1-W3 Draagt mede zorg voor het individuele plan van de zorgvrager

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

B1-K1-W1
De beginnend beroepsbeoefenaar onderkent de eigen kracht en gezondheidstoestand van de zorgvrager en het sociale netwerk. Ze observeert en signaleert continu veranderingen in de gezondheidstoestand en het welbevinden van de zorgvrager en bespreekt deze met de zorgvrager en/of het sociale netwerk en indien nodig vraagt ze door. Ze controleert zo nodig de vitale functies. Ze rapporteert bevindingen aan betrokkenen en zet zo nodig vervolgstappen in gang.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

B1-K1-W3
De beginnend beroepsbeoefenaar levert een bijdrage aan het inventariseren van de ondersteunings- en/of zorgvragen van de zorgvrager. Zij spreekt met de zorgvrager en zijn sociale netwerk over mogelijkheden, beperkingen, en behoefte aan zorg/ondersteuning en bespreekt de wensen en verwachtingen. Zij levert een bijdrage aan het samen met de zorgvrager vaststellen van de doelen. De regie van de zorgvrager is hierbij het uitgangspunt. Zij gebruikt verzamelde gegevens om het plan mede op te stellen. Zij betrekt de zorgvrager en het sociale netwerk hierbij en houdt rekening met de mogelijkheden van de inzet van technologische hulpmiddelen. Op basis van het plan maakt de beginnend beroepsbeoefenaar haar eigen werkplanning. De beginnend beroepsbeoefenaar stelt samen met de eindverantwoordelijke op basis van de evaluatie van de activiteiten/interventies indien nodig het plan bij.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Eindopdrachten periode 1.3
Werkprocessen
B1-K1-W1
B1-K1-W3

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Eindopdracht 1 (zie werkpad)
In tweetallen kies je een ander screening- of meetinstrument. Hier maak hier een presentatie van en die geef je aan je klasgenoten in de laatste lesweek van deze periode.


In het werkpad vind je een overzicht met de screening- of meetinstrumenten waaruit gekozen kan worden. In overleg met de docent kan er eventueel een ander screening- of meetinstrument gekozen worden.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Eindopdracht 2 (zie werkpad)
a) Zoek uit wat jij verstaat onder een cyclisch proces in de gezondheidszorg.
b) Welke visie hanteert jouw BPV adres?
c) Welke waarden en normen herken jezelf in deze visie en vind je verschillen met je eigen visie op zorg?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Eindopdracht 3 (zie werkpad)
a) Je maakt de Freelearing module via de link https://zelfredzaamheidsradar.nl/
 Het certificaat voeg je toe als bewijsstuk (mag een printscreen zijn)
b) Je kijkt in je BPV met welke bewoner/cliënt je de zelfredzaamheidsradar digitaal kan invullen (doe dit pas nadat je de freelearning gemaakt hebt zodat je goed weet waar de 15 domeinen over gaan). Wat ga je doen:
1. Je vult de zelfredzaamheidsradar zelf in op basis van wat jij nu weet en ziet bij de bewoner/cliënt
2. Je laat de zelfredzaamheidsradar, voor dezelfde bewoner/cliënt, invullen door een collega
3. Je vult de zelfredzaamheidsradar samen met de bewoner/cliënt in
d) Maak een samenvatting wat jou opgevallen uit de 3 ingevulde formulieren. Ben je verrast door wat je nu ziet? Zo ja, waarom. Zo nee, waarom niet?
e) Lever de ingevulde zelfredzaamheidsradar in (kan/mag een printscreen zijn, als het maar goed leesbaar is)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Eindopdracht 4 (zie werkpad)
a) Zoek uit wat wordt verstaan onder de PES-formule en motiveer je antwoord.
b) Kies 4 domeinen uit de ingevulde zelfredzaamheidsradar die laag scoren en beschrijf per domein:
- een zorgprobleem volgens de PES-formule


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Eindopdracht 5 (zie werkpad)
a) Zoek uit wat er bedoelt wordt met SMART.
b) In de vorige opdracht heb je zorgproblemen beschreven volgens de PES structuur, formuleer bij elk zorgprobleem een SMART zorgdoel
c) Voor elk zorgdoel bedenk je interventies. Welke handelingen dragen bij om het zorgdoel te halen, beschrijf de verschillende handelingen en geef aan wanneer ze plaats zullen vinden.



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Eindopdracht 6 (zie werkpad)
a. Hoe vaak wordt een zorg-leefplan bij jullie op de BPV geëvalueerd?
b. Wie is er bij jullie op de BPV verantwoordelijk om het zorg-leefplan aan te passen (up-to-date te houden)?
c. Beschrijf een voorbeeld vanuit de praktijk waar jij mede zorg hebt gedragen voor het zorgleef-plan.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelformulieren
Het aantal leerdoelformulieren dat je minimaal moet verzamelen voor B1-K1-W1 en B1-K1-W3.

B1-K1-W1: minimaal 5 leerdoelformulieren.
B1-K1-W3: minimaal 5 leerdoelformulieren.

Zie voor de volledige bewijslast de werkboekjes.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

B1-K1-W1
Observeren (van de zorgvrager)

Les 1

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen vandaag?
- Wat is observeren?
- Hoe kun je observeren?
- wat zijn valkuilen bij het observeren?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

- Weet je wat observeren is.
- Weet je hoe je een zorgvrager kunt observeren.
- Weet je wat valkuilen zijn bij het observeren.
- Heb je geoefend met observeren.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Gegevens verzamelen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Op welke manier verzamel jij gegevens van een zorgvrager?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Welke gegevens verzamel je dan?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Observeren

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Geef een voorbeeld van iets wat jij bij een zorgvrager geobserveerd hebt.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Wat is observeren?
Observeren is het bewust, systematisch en gericht waarnemen (zien, horen, ruiken of voelen) met als doel gegevens over de zorgvrager verzamelen.

Objectief > observeren zonder er een oordeel aan te koppelen
Subjectief > observeren en er een oordeel aan koppelen

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Geef op basis van de casus aan wat objectief en subjectief is
Karina heeft nachtdienst. Het valt haar op dat een nieuwe zorgvrager, meneer Schootstra, heel laat gaat slapen. Als ze om één uur haar ronde loopt, zit hij nog rechtop in bed te lezen. Om twee uur is eindelijk het licht uit. Als Karina om zes uur haar laatste ronde loopt, is meneer al wakker. ‘Goedemorgen!’ roept hij als hij Karina’s hoofd om de hoek van de deur ziet.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Klopt het altijd wat je ziet?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Lees jij wat je ziet?



Hoe je kijkt is wat je ziet.


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wat zie jij in deze boom?
Wat zie jij in deze boom?

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Valkuilen bij observeren

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat kunnen valkuilen zijn tijdens het observeren?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Kort stukje herhaling periode 2

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Referentiekader
Een interpretatie is altijd subjectief, omdat je betekenis toekent vanuit je eigen referentiekader. Iemands referentiekader bestaat uit het geheel van iemands waarden, normen, ervaringen en ideeën. Je referentiekader bepaalt – voor een deel onbewust – hoe je iets beoordeelt. De manier waarop jij een situatie of boodschap interpreteert kan dus heel anders zijn dan de manier waarop je collega of een zorgvrager iets ziet. Je begrijpt iemand beter als je weet wat zijn referentiekader is.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Problemen bij interpreteren
Een boodschap kan verkeerd geïnterpreteerd worden doordat mensen selectief waarnemen. 

Iemand kan namelijk alleen datgene waarnemen waar hij zijn aandacht op richt en dat kan per persoon verschillen.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Objectieve en subjectieve observaties
Een observatie moet objectief zijn. Dat betekent dat er feiten in worden benoemd en dat er geen meningen in naar voren komen.


Objectief observeren kan lastiger zijn dan het lijkt. Jij kunt iets namelijk op een andere manier waarnemen dan een collega. De waarneming wordt hierdoor subjectief. Probeer er toch op te letten dat je zo objectief mogelijk observeert.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Evelien heeft een pijnlijke knie.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Mevrouw loopt met ongelijke pas.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Valkuilen bij observeren
  • Eigen mening van de observator
  • Emotionele betrokkenheid
  • Vooroordeel
  • Projectie
  • Stemming
  • Ervaring

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Valkuilen bij observeren 
 Interpretatie van een gebeurtenis  is erg persoonlijk. 
Bij observeren kunnen 2 mensen dezelfde situatie volledig anders waarnemen. Dat komt omdat iedereen de werkelijkheid om zich heen altijd subjectief, gekleurd, waarneemt.

Daarom is het belangrijk dat je weet hoe je objectief observeert. Objectief betekent: gebaseerd op feiten. 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Wat is stereotypering?
Een vaststaand beeld van bijvoorbeeld een groep mensen dat niet (volledig) overeenkomt met de werkelijkheid, of een deel van de werkelijkheid  vergroot. 

Dit vormt dan een vooroordeel en kan leiden tot discriminerende denkbeelden en gedragingen. 

Voorbeeld van een vooringenomen uitspraak: "Alle ... zijn zo.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Sterotyperingen gaan over...
A
Een hele groep
B
Een individu
C
Alle mensen

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Valkuilen bij observeren 
- Je eigen mening. 
Bijv. een beweeglijke bewoner. 

- Emotionele betrokkenheid. 
Bijv. die lieve bewoner op de afdeling








Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn generalisaties?
(zoek op en geef een voorbeeld)

Slide 41 - Open question

een kenmerk van één persoon doortrekken naar andere personen uit een groep. Voorbeeld: mijn oma houdt van de muziek van André Rieu, dus deze oudere zorgvrager zal er ook wel van houden.
Wat is generaliseren?
Een kenmerk van één persoon doortrekken naar andere personen uit een groep. 
Voorbeelden: 
mijn oma houdt van de muziek van André Rieu, dus deze oudere zorgvrager zal er ook wel van houden.

Friezen zijn stugge en botte mensen

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Projectie
Bij projectie zie je eigenschappen en ideeën van jezelf in de ander. Je geeft dan jouw eigen gedachten, gevoelens, verlangens en eigenschappen aan de bewoner, waardoor je gedrag een verkeerde betekenis geeft. 

Slide 43 - Slide

Voorbeeld: als een zorgvrager een doos bonbons geeft, zal de een denken: hij is dankbaar, terwijl de ander denkt: hij wil zeker iets van me gedaan hebben.
Valkuilen bij observeren 
- Stemming
bijv. Vermoeidheid. Vrolijkheid ect 

- Ervaring in observeren
Nadeel; je ziet alles met een beroepsblik 



Slide 44 - Slide

This item has no instructions

In welke valkuilen m.b.t. observeren stap jij (onbewust) weleens?

Slide 45 - Open question

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Oefenopdracht - 20 minuten
Werk voor deze opdracht in tweetallen. Observeer je klasgenoot objectief en benoem zo volledig mogelijk hoe je klasgenoot eruit ziet. Benoem dus niet alleen , ‘Lorenzo heeft witte schoenen aan’ , maar beschrijf ook zo concreet mogelijk hoe de schoenen van Lorenzo eruit zien. Het gaat om delen van wat je ziet, niet om wat je ergens van vindt. Het is niet de bedoeling dat je bijvoorbeeld de kleding van de ander gaat beoordelen.
Maak eventueel aantekeningen zodat je na het observeren nog kunt vertellen wat je hebt gezien. Wissel na verloop van tijd van rol.


Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je ervaren tijdens het uitvoeren van de oefenopdracht?

Slide 48 - Open question

This item has no instructions

Controle lesdoelen
Vind jij dat je de lesdoelen beheerst?

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Wat neem je mee uit deze les

Slide 50 - Open question

This item has no instructions

Ik vind dat ik voldoende kennis heb om een zorgvrager goed te kunnen observeren.
A
Ja
B
Nee

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

Ik weet wat valkuilen (kunnen) zijn bij het observeren van een zorgvrager.
A
Ja
B
Nee

Slide 52 - Quiz

This item has no instructions

Einde

Slide 53 - Slide

This item has no instructions