11.2 processen in de lever - leerdoelen

Wat zijn de aanvoerende bloedvaten naar de lever?
1 / 23
next
Slide 1: Open question
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat zijn de aanvoerende bloedvaten naar de lever?

Slide 1 - Open question

Juist of Onjuist?

de poortader is zuurstofrijk
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

De poortader voert bloed aan afkomstig van verschillende organen. Mogelijke organen zijn:
I de maag
II de slokdarm
III de alvleesklier
IV de darmen
V de milt

Welke van bovengenoemde organen levert bloed aan de poortader?
A
I, II, III en IV
B
alle bovengenoemde organen
C
I, III, IV en V
D
I, III en IV

Slide 3 - Quiz

Wat is glycogenese?
A
de omzetting van vet in glucose
B
de omzetting van glucose in glycogeen
C
de omzetting van glycogeen in glucose
D
de omzetting van glucose in vet

Slide 4 - Quiz

Welk hormoon stimuleert de omzetting van glucose in glycogeen?
A
insuline
B
glucagon
C
adrenaline

Slide 5 - Quiz

Welk hormoon stimuleert de omzetting van glycogeen in glucose?
A
insuline
B
glucagon
C
adrenaline

Slide 6 - Quiz

Waar worden insuline en glucagon gevormd?
A
hypofyse
B
lever
C
hypothalamus
D
alvleesklier

Slide 7 - Quiz

De schommelingen in glucosegehalte van het bloed in de poortader, in de leverader en in de leverslagader worden met elkaar vergeleken. In welk van deze bloedvaten is het verschil tussen het minimum glucosegehalte en het maximum glucosegehalte van het bloed het kleinst en in welk het grootst?
A
kleinst = leverader & grootst = poortader
B
kleinst = leverader & grootst = leverslagader
C
kleinst = leverslagader & grootst = poortader
D
kleinst = leverslagader & grootst = leverader

Slide 8 - Quiz

Juist of onjuist?
De lever kan niet-essentiële vetzuren ombouwen in essentiële vetzuren.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Welke van deze 4 aminozuren is niet-essentieel? )
A
lysine
B
theonine
C
proline
D
isoleucine

Slide 10 - Quiz

Wat is transaminering?

Slide 11 - Open question

Juist of Onjuist?
transaminering kan alleen met niet-essentiële aminozuren
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Juist of Onjuist?
de lever slaat overtollige aminozuren op
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Juist of Onjuist?
de nieren vormen ureum
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Juist of Onjuist?
Het omzetten van de restanten van aminozuren in vetten noemen we lipogenese
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

De gal wordt uitgescheiden door de lever. De galkleurstoffen die in de gal zitten zijn in de lever vrijgekomen bij de afbraak van....
A
galzure zouten
B
vetten
C
rode bloedcellen
D
lipase

Slide 16 - Quiz

In het lichaam wordt hemoglobine van 'versleten' rode bloedcellen afgebroken. Uit het niet-eiwitdeel van hemoglobine wordt ijzer onttrokken; wat overblijft wordt bilirubine, een geelbruine stof die in de lever verder wordt verwerkt. Het eiwitdeel kan door de lever worden afgebroken tot ureum.

Langs welke weg verlaten de afbraakproducten van hemoglobine het lichaam?
A
bilirubine voornamelijk via de darm en ureum via de nieren
B
bilirubine voornamelijk via de nieren en ureum via de darm
C
zowel bilirubine als ureum alleen via de darm
D
zowel bilirubine als ureum alleen via de nieren

Slide 17 - Quiz

De lever en het rode beenmerg slaan ijzer op in het eiwit genaamd ...

Slide 18 - Open question

Wat is biliverdine?
A
een voorloper van hemoglobine
B
een voorloper van bilirubine
C
een globine eiwit van hemoglobine
D
het afbraakproduct van ferritine

Slide 19 - Quiz

Hieronder een aantal stoffen die in het lichaam van de mens voorkomen:
1) aminozuren
2) koolhydraten
3) eiwitten
Van welke van deze stoffen kan in de lever de concentratie in het bloed gewijzigd worden?
A
alleen van 1
B
alleen van 2
C
alleen van 1 en 2
D
van 1, 2 en 3

Slide 20 - Quiz

Enkele stoffen die in het bloed voorkomen zijn: vitamine D, glycogeen, eiwitten en ijzer.
Welke deze stoffen kunnen in de lever worden opgeslagen?
A
alleen eiwitten en ijzer
B
alleen vitamine D, glycogeen en ijzer
C
alleen vitamine D en glycogeen
D
vitamine D, glycogeen, eiwitten en ijzer

Slide 21 - Quiz

Bij een bepaalde ziekte komen gelijktijdig de volgende verschijnselen voor:

1) de urine is donkergeel tot bruin gekleurd
2) het oogwit is geel gekleurd
3) de ontlasting is bleek van kleur

Waardoor zullen deze verschijnselen waarschijnlijk veroorzaakt zijn?
A
doordat de galwegen verstopt zijn
B
doordat de urineleiders verstopt zijn
C
doordat de nieren rode bloedcellen doorlaten
D
doordat de lever te veel ureum afgeeft

Slide 22 - Quiz


A

Slide 23 - Quiz