Les 5: kruisingen

les 5: kruisingen
thema erfelijkheid 
havo 3
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

les 5: kruisingen
thema erfelijkheid 
havo 3

Slide 1 - Slide

Een van de eerste genetische experimenten werd gedaan door de Oostenrijkse monnik Gregor Mendel. Hij kruiste erwtenplanten met elkaar. Hij kweekte gerimpelde en ronde erwten (zie afbeelding). De vorm heeft te maken met de aanmaak van koolhydraten. Gerimpelde erwten bevatten meer suiker en minder zetmeel dan ronde erwten. Daardoor drogen ze uit als ze rijpen. Gerimpelde erwten zijn zoeter dan ronde erwten. Bij erwten is het allel voor een gerimpelde erwt (r) recessief ten opzichte van het allel voor een ronde erwt (R).
Kan erwt 1 homozygoot zijn voor de vorm? En heterozygoot?

Slide 2 - Open question

Wat is het genotype van erwt 1?

Slide 3 - Open question

Kan erwt 2 homozygoot zijn voor de vorm? En heterozygoot?

Slide 4 - Open question

De stuifmeelkorrel waaruit erwt 2 is ontstaan, bevatte het allel r.

Welk allel bevatte de eicel?

Slide 5 - Open question

Wat is een monohybride kruising?
A
Twee chromosomen kruisen
B
Nakomelingen maken en kijken wat er gebeurt in de genen.
C
Overerving van één erfelijke eigenschap van ouders naar kind
D
Het tegenovergestelde van een polyhybride kruising

Slide 6 - Quiz

Het gen voor bruine ogen is dominant over het gen voor blauwe ogen. Het gen voor bruine ogen is dus... (B of b), het gen voor blauwe ogen is dus... (B of b).

Slide 7 - Open question

Vader is homozygoot dominant voor de oogkleur.
Moeder is heterozygoot voor de oogkleur. Wat is het genotype van vader en moeder?

Slide 8 - Open question

Kunnen de man en vrouw kinderen krijgen met blauwe ogen? Leg uit.

Slide 9 - Open question

Bij welke van deze kruisingen hebben alle nakomelingen hetzelfde genotype?
A
RR x rr
B
Rr x rr
C
RR x Rr
D
Rr x Rr

Slide 10 - Quiz

Moeder kat heeft een wittte vacht met genotype aa.
Vader kat heeft een zwarte vacht.
Ze krijgen in ieder geval 1 kitten met een witte vacht.
Vul de kruisingstabel in.

Moeder
Vader
A
A
a
a
a
Aa
Aa
aa
aa
AA

Slide 11 - Drag question

Bekijk nog eens de kruistabel van slide 11. Wat zijn de verhoudingen tussen het genotype en fenotype?

Slide 12 - Open question

Beantwoord de 2 sleepvragen
Dominant
Recessief
BB en BB
BB en Bb
Bb en Bb
Het gen van het Usher syndroom is
Mogelijk genotype van de ouders

Slide 13 - Drag question

Bij runderen is het allel voor een bonte vacht (H) dominant over het allel voor een egale vacht (h). Een koe met bonte vacht die homozygoot is voor de vachtkleur, wordt een aantal keren gekruist met een stier met een egale vacht (zie afbeelding ). De nakomelingen in de F1 planten zich onderling voort, waardoor een F2 ontstaat.
Wat zijn de genotypen van de ouders?

Slide 14 - Open question

Welke allelen kunnen de geslachtscellen van de ouders bevatten?

Slide 15 - Open question

Welke mogelijkheden bestaan er voor de versmelting van een eicelkern met een zaadcelkern?
A
Alleen HH
B
Alleen Hh
C
Alleen hh
D
hh en HH

Slide 16 - Quiz

Met alle informatie uit de vorige slide kan nu het genotype van de F2 generatie worden bepaald. Vul het kruisingsschema in.

Tip: handig om dit op 
papier uit te schrijven. 
Moeder
Vader
H
H
h
h
H
Hh
Hh
HH
hh
HH

Slide 17 - Drag question

Gebruik bij de volgende vragen het kruisingsschema dat je hebt ingevuld bij slide 17.

Hoe groot is de kans dat een nakomeling in de F1 heterozygoot is voor het vachttype?

A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 18 - Quiz

Gebruik bij de volgende vragen het kruisingsschema dat je hebt ingevuld bij slide 17.

Hoe groot is de kans dat een nakomeling in de F1 homozygoot is voor het vachttype?

A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 19 - Quiz

Gebruik bij de volgende vragen het kruisingsschema dat je hebt ingevuld bij slide 17.

Hoe groot is de kans dat een nakomeling in de F2 heterozygoot is voor het vachttype?

A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 20 - Quiz

Gebruik bij de volgende vragen het kruisingsschema dat je hebt ingevuld bij slide 17.

Hoe groot is de kans dat een nakomeling in de F2 homozygoot is voor het vachttype?

A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 21 - Quiz

Gebruik bij de volgende vragen het kruisingsschema dat je hebt ingevuld bij slide 17.

Hoe groot is de kans dat de eerste nakomeling in de F2 een bonte vacht heeft?

A
100%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video