vrijdag 21-1

 Zinsontleding
 & 
Werkwoordspelling
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

 Zinsontleding
 & 
Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Zinsontleding in stappen:



1. Onderstreep de persoonsvorm (pv.)
2. Zet de strepen tussen de zinsdelen
3. Benoem het onderwerp van de zin (ow.)
4. Benoem het werkwoordelijk gezegde (wwg. of wg.)

Slide 2 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 3 - Open question

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 4 - Open question

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?

Slide 5 - Open question

Ontleed de volgende zinnen:







1. De CEO van de Rabobank weigerde zijn salaris in te leveren.

2. Binnenkort zal de gemeente het stadspark vernieuwen.

3. Denk je dat die ruzie ooit bijgelegd wordt?

4. De oude, verroeste auto die mijn oom afgelopen zomer huurde is nu 
total-loss verklaard.

Slide 6 - Slide

De CEO van de Rabobank /weigerde/ zijn salaris/ in te leveren.

Slide 7 - Slide

Binnenkort /zal/ de gemeente/ het stadspark/ vernieuwen.

Slide 8 - Slide

Denk/ je/ dat/ die ruzie/ ooit/ bijgelegd/ wordt?

Slide 9 - Slide

De oude, verroeste auto die mijn oom afgelopen zomer huurde /is/ nu/
total-loss/ verklaard

Slide 10 - Slide

Werkwoordspelling 
(zwakke ww.) in stappen:


1. Bepaal of het werkwoord sterk of zwak is
2. Bepaal enkelvoud of meervoud
3. Kijk naar de laatste letter van ww. zonder -en.
Zit die letter in 't kofschiptaxi?
Ja = te(en)   Nee = de(n)

Slide 11 - Slide

Welke letters van 't kofschiptaxi zijn eigenlijk belangrijk?

Slide 12 - Open question

Door een defecte wekker ... ik bijna de schoolbus
A
miste
B
mistte
C
misten
D
mistten

Slide 13 - Quiz

De agenten ... gisteren een kindje uit een snikhete auto.
A
bevrijde
B
bevrijdde
C
bevrijden
D
bevrijdden

Slide 14 - Quiz

Geduldig ... de kinderen nu in een lange rij voor de achtbaan
A
wachte
B
wachtte
C
wachten
D
wachtten

Slide 15 - Quiz

De omroepers ... daarnet dat die vlucht geannuleerd was.
A
melde
B
meldde
C
melden
D
meldden

Slide 16 - Quiz