This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Wat doen we vandaag?
Vragen grammatica?
Bespreken 21B, e-f-g-h.
Vertalen 21B.
Slide 1 - Slide
Vragen grammatica?
Slide 2 - Open question
Geen vragen (meer)?
Maak maar twee rijtjes....
Slide 3 - Slide
Modus Conjunctivus
De conjunctivus is een modus, net als de indicativus, imperativus en infinitivus.
De indicativus geeft feitelijke informatie.
De conjunctivus geeft meestal aan:
aarzelingen, vervulbare wensen, onvervulbare wensen, mogelijkheden, aansporingen en vriendelijke bevelen.
De conjunctivus komt voor in de hoofdzin en de bijzin.
Slide 4 - Slide
Conjunctivus Praesens
De conjunctivus imperfectum en plusquamperfectum zijn eerder besproken (infinitivus [perfectum] + uitgang).
Vorming conjunctivus praesens:
stam + kenletter + uitgang (activum of passivum)
Kenletter = a, maar e bij de a-stammen.
tenere > tene > tene-a-m of tene-a-r
amare > ama > am-e-m of am-e-r
Slide 5 - Slide
Conjunctivus Perfectum
Vorming conjunctivus perfectum:
perfectumstam + uitgang
de uitgangen zijn vrijwel gelijk aan het futurum exactum
amare > ama-v > amav-erim, amaveris, etc.
Passivum: ppp + conjunctivus van esse
Zie blz. 138 en 139.
Slide 6 - Slide
Conjunctivus in hoofdzinnen
Adhortativus: aansporing. Vertaling: "laten we...". Ontkenning: ne.
Optativus: wens, vaak met utinam. Vertaling "moge(n)". Conjunctivus praesens: de wens vervulbaar. Conjunctivus imperfectum. of plusquamperfectum + utinam: de wens is onvervulbaar. Ontkenning: ne.
Slide 7 - Slide
Conjunctivus in hoofdzinnen
Prohibitivus: verbod. ne + conj. perfectum: "doe niet".
Potentialis: mogelijk of waarschijnlijk. Vertaling: "zou". Ontkenning: non. Vaak na voorwaardelijke bijzin. Bijzonder: mogelijkheid in het verleden: je had kunnen...
Irrealis: gebeurtenis in het verleden heeft niet plaatsgevonden. Vertaal met "zou" of een verleden tijd.
Slide 8 - Slide
Conjunctivus in de bijzin
Conjunctivus + ut:
doel (opdat) of gevolg (zodat)
Conjunctivus + cum:
toen/nadat, omdat of hoewel.
Conjunctivus + qui (hoofdstuk 20):
doel (opdat) of gevolg (dat)
Slide 9 - Slide
Scriptum est:
Slide 10 - Open question
Quod tibi fieri non vis, alii ne feceris.
Slide 11 - Open question
Si quis alium corpus superposuerit, det fisco CCC milia
Slide 12 - Open question
Paulo siste gradum, iuvenis pie, quaeso, viator,
Slide 13 - Open question
ut mea per titulum noveris sic invida fata.
Slide 14 - Open question
Hic ego Siculina, minus bima, crudeli funere operta, ante dedi matri et patri luctum,
Slide 15 - Open question
quam bracchia circum darem, quam grata fuerim matri aut patri.
Slide 16 - Open question
Quisque huic titulo manus intulerit, sale et aqua desideret.
Slide 17 - Open question
Qui hoc titulum sustulerit, habeat iratas umbras, qui hic positi sunt.
Slide 18 - Open question
Quod quisque vestrum mortuo optaverit mihi, id illi eveniat semper vivo et mortuo.
Slide 19 - Open question
Stercus intra cippos qui fecerit aut violaverit, ne luminibus fruatur.
Slide 20 - Open question
Qui hic mixerit aut cacaverit, habeat deos superos et inferos iratos.
Slide 21 - Open question
Si pro virtute et animo fortunam habuissem,
Slide 22 - Open question
magnificum monumentum hic aedificavissem tibi.
Slide 23 - Open question
Nunc quoniam omnes mortui idem sapimus, satis est.
Slide 24 - Open question
Quod si longa tuae mansissent tempora vitae, doctior in terris nulla puella foret.
Slide 25 - Open question
Slide 26 - Open question
Opdracht bij de tekst
Kleur in elke zin:
De persoonsvorm.
Andere werkwoordsvormen in een andere kleur.
Alle Nominativi in een andere kleur.
Alle directe en indirecte objecten ieder in een andere kleur.