Hoofdstuk 4.7 grammatica zinsdelen (les 4)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek;
  • je laptop (alleen nodig voor nakijken).
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek;
  • je laptop (alleen nodig voor nakijken).

Slide 1 - Slide

Planning
  • Opfrissen theorie
  • Huiswerk bespreken
  • Deel 3: 4.7 herhalen met opdracht 10
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Huiswerk bespreken van 4.7
opdracht 4: samengestelde zinnen => twee zinnen maken
                        : dus ook twee gezegdes, twee onderwerpen, 
                        : zinsdeelstrepen = functie van het zinsdeel

Eenmaal weer op de grond| was |de kat | zo | in de war ||
dat hij | de muis | beduusd|  liet | lopen.
=> hij | liet | de muis | lopen

Slide 4 - Slide

Huiswerk bespreken van 4.7
opdracht 6: theorie
opdracht 7: proef of het mv heeft

7a.  Aan wie/wat overhandigt de docent hun toetsblad?
= > de leerlingen
De docent overhandigt AAN de leerlingen hun toetsblad.
(opdracht 9)

Slide 5 - Slide

Opdracht 10 pagina 59
Kun je verliefd worden op een robot en kan een robot jou de liefde verklaren?

Stap 1: persoonsvorm en zinsdelen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Opdracht 10 pagina 59
Kun | je | verliefd | worden | op een robot ||
en | kan | een robot | jou | de liefde | verklaren?

Stap 1: persoonsvorm en zinsdelen
Samengestelde zin. Per deel ontleden.

Slide 8 - Slide



  • Benoem wg of ng => 
       wg: onderwerp doet iets 
       ng: onderwerp is iets
  • Benoem o => wie/wat + gezegde?
  • Benoem lv => wie/wat + wg + o? (lv niet bij ng)
  • Benoem mv => aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?

 
  1. kun worden, bent iets dus ng, worden/zijn/blijven, wat erbij? kun verliefd worden
  2. wie kan verliefd worden? je = o

lv  niet bij ng
lv ook niet met voorzetsel
Kun | je | verliefd | worden | op een robot

Slide 9 - Slide



  • Benoem wg of ng => 
        wg: onderwerp doet iets
        ng: onderwerp is iets
  • Benoem o => wie/wat + gezegde?
  • Benoem lv => wie/wat + wg + o? (dus niet bij ng)
  • Benoem mv => aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?

 
  1. kan verklaren, doet iets dus wg
  2. Wie/wat kan verklaren? de robot = o
  3. wie/wat kan de robot verklaren? de liefde = lv
  4. aan wie kan de robot de liefde verklaren? jou =mv
kan een robot AAN jou de liefde ...



kan | een robot | jou | de liefde | verklaren

Slide 10 - Slide

Werkmoment (of klassikaal)
  • Maak van 4.7 de opdrachten: 10 en 1
  • Kijk zelf goed na. Wat gaat goed en wat nog niet?
  • Je mag zachtjes overleggen, je mag muziek luisteren.  


Slide 11 - Slide

Stappenplan ontleden p. 150
  1. Onderstreep de pv => zet zin andere tijd
  2. Zet zinsdeelstrepen => wat hoort bij elkaar
  3. Benoem wg of ng => wg: onderwerp doet iets => zww                                                    => ng: onderwerp is iets => kww+aanvulling
  4. Benoem o => wie/wat + gezegde?
  5. Benoem lv => wie/wat + wg + o? (dus niet bij ng)
  6. Benoem mv => aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?
o en lv starten nooit met vz

Slide 12 - Slide

Afsluiting
Huiswerk staat in Magister.

Slide 13 - Slide