What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Oefenquiz TW3
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Het opbouwschema voor verhalen bestaat uit vijf stappen
A
Juist
B
Niet juist
Slide 2 - Quiz
Er zijn drie mogelijke beginsituaties voor een verhaal.
A
Juist
B
Niet juist
Slide 3 - Quiz
Het verhaal begint midden in de gebeurtenissen. Dit verhaalbegin heet:
Slide 4 - Open question
Twee hoofdpersonen betekent automatisch twee verhaallijnen
A
Juist
B
Niet juist
Slide 5 - Quiz
Een bijvoeglijke bepaling is een zinsdeel
A
Juist
B
Niet juist
Slide 6 - Quiz
De bijstelling is een apart zinsdeel.
A
Juist
B
Niet juist
Slide 7 - Quiz
"Martijn, de beste leerling uit de klas, had een tien voor zinsontleden."
In de bovenstaande zin is "Martijn" het onderwerp.
A
Juist
B
Niet juist
Slide 8 - Quiz
M.i.a. staat voor (betr. vnw m.i.a.):
Slide 9 - Open question
Wie de tas vindt, krijgt een beloning.
A
Wie = betr. vnw
B
Wie = betr. vnw m.i.a.
C
Wie = vragend vnw
D
Wie = aanw. vnw
Slide 10 - Quiz
"Eenderde van de leerlingen had een voldoende."
Eenderde = ?
A
bep. htw
B
onbep. htw
C
bep. rtw
D
onbep. rtw
Slide 11 - Quiz
'Wie' kan een vragend, betrekkelijk en onbepaald vnw zijn.
A
Juist
B
Niet juist
Slide 12 - Quiz
Wat is juist?
A
Het katoene shirt
B
Het katoenen shirt
Slide 13 - Quiz
Wat is juist?
A
De te verrichten werkzaamheden
B
De te verrichtte werkzaamheden
C
De te verrichte werkzaamheden
Slide 14 - Quiz
Wat is juist?
A
Sommigen lagen al in het zwembad
B
Sommige lagen al in het zwembad.
Slide 15 - Quiz
Wat is juist?
A
De konijnenhokken werden alle te koop aangeboden
B
De konijnenhokken werden allen te koop aangeboden.
Slide 16 - Quiz
Horeca staat voor:
A
hotel recreatie en cafetaria
B
hotel restaurant café
Slide 17 - Quiz
Wat is juist?
A
mond en klauwzeer
B
mond-en-klauwzeer
Slide 18 - Quiz
Wat is juist?
A
verukkelijk
B
verrukkelijk
Slide 19 - Quiz
Wat is juist?
A
capaciteit
B
cappaciteit
Slide 20 - Quiz
'Adhesie betuigen' betekent
A
Instemming verlenen
B
De samenwerking voorzetten
Slide 21 - Quiz
Subjectief betekent zakelijk.
A
Juist
B
Niet juist
Slide 22 - Quiz
'Echter' geeft een tegenstellend verband aan.
A
Juist
B
Niet juist
Slide 23 - Quiz
Ik heb het al tienduizend keer gezegd.
In de bovenstaande zin staat een
A
enumeratie
B
hyperbool
C
inversie
D
prolepsis
Slide 24 - Quiz
In welke vorm staat deze zin?
"De deur wordt door mijn vader blauw geverfd."
A
Bedrijvend
B
Lijdend
Slide 25 - Quiz
'Terdege' betekent:
A
(zeer) goed
B
verboden
Slide 26 - Quiz
Wat wil je graag nog extra oefenen voor de toetsweek?
Slide 27 - Mind map
En nu: kruiswoordpuzzel!
Slide 28 - Slide
More lessons like this
Oefenen spelling klas 2
June 2018
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Deeltoets Grammatica woordsoorten VWO 3
February 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Betrekkelijke bijzin G3 LA (+relatieve aansluiting)
January 2021
- Lesson with
23 slides
Latijn
Secundair onderwijs
Grammatica laatste les
April 2020
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
S35 - Het vragend en betrekkelijk voornaamwoord
May 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Blok 1 2 HV voorbereiding
October 2021
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secondary Education
G4 Grieks ARGO betr. vnw.
January 2021
- Lesson with
11 slides
Grieks
Secundair onderwijs
H2: nakijken Gram. zinsontleding, herhalen woordsoorten (V) en uitleg betr. vnw. m.i.a. (H)
November 2018
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3