Oefenen Woordenschat H1-2 Formuleren 2, 4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Extra oefening

Woordenschat H1 en H2 + Formuleren H2 en H4

ruzie

overheersen

souvenir

vriendschappelijk

visite

aandenken

amicaal

bonje

domineren

bezoek

kwaadspreken

eerlijk

gezellig

voordelig

precies

gunstig

knus

nauwgezet

oprecht

roddelen

Wat is de betekenis van 'bejegenen'?

Kies uit: aanpak - aanpak - aardiger - bang - behandelen - onderzocht - proeven -tweetallen - verbindt - verhoudingen

Wat is de betekenis van 'analyseerde'?

Kies uit: aanpak - aanpak - aardiger - bang - behandelen - onderzocht - proeven -tweetallen - verbindt - verhoudingen

Wat is de betekenis van 'insteek'?

Kies uit: aanpak - aanpak - aardiger - bang - behandelen - onderzocht - proeven -tweetallen - verbindt - verhoudingen

blauw

wal

nimmer

rad

kant noch ...

nooit ofte ...

bont en ...

voor galg en ...

kruiken

geweten

vlam

in kannen en ...

in vuur en ...

naar eer en ...

pais en vree ...

Welk woord zie je
uitgebeeld
met de foto?

1. amusant
2. animo
3. auditie
4. artistiek

toenmalige =

1. nog steeds
2. in die tijd
3. oudere
4. in de jeugd

doubleerde =

1. groeide op
2. voetbalde
3. bleef zitten
4. verliet

capaciteiten

1. bekwaamheden
2. rugnummers
3. twijfels
4. optredens

markante =

1. onnavolgbare
2. unieke
3. opmerkelijke
4. correcte

Zelfstandige naamwoorden hebben in het Nederlands (net als in het Frans) een woordgeslacht. Hoeveel woordgeslachten hebben wij in het Nederlands?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Het-woorden zijn altijd:

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig
4. ?

De-woorden zijn

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig
4. Mannelijk of vrouwelijk, maar dat moet je meestal in het woordenboek opzoeken.

Vul het juiste verwijswoord in:

Deze appel is lekker, maar ... daar smaakt zuur.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Vul het juiste verwijswoord in.

Het bericht ... ik zojuist las, is niet waar.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Vul het juiste verwijswoord in.

Ik kreeg een armband ... ik ontzettend mooi vond.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Heeft de commissie (v) ... opdracht goed uitgevoerd?

1. haar
2. zijn

Het onderzoek loopt nog, maar .... zal zeker veel stof doen opwaaien.

1. hij
2. ze
3. het

De vijver (m) in mijn tuin is lek, omdat ... is doorboord door een dikke tak.

1. hij
2. ze
3. het

De leerlingen hebben ... mobieltjes laten liggen in het lokaal.

1. hen
2. hun

Het bericht was niet juist en ... heeft voor veel onrust gezorgd.

1. hij
2. ze
3. het

Huiswerk

Ga goed leren voor de toets!!!!