Tekstverbanden en signaalwoorden

Welkom K4

Programma:
  • 10 minuten - Stillezen
  • 10 minuten – Instructie signaalwoorden en tekstverbanden
  • 20 minuten – zelfstandig werken aan de opdrachten 
  • 5 minuten – les afsluiten. 

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom K4

Programma:
  • 10 minuten - Stillezen
  • 10 minuten – Instructie signaalwoorden en tekstverbanden
  • 20 minuten – zelfstandig werken aan de opdrachten 
  • 5 minuten – les afsluiten. 

Slide 1 - Slide

Tekststructuur
Een tekst heeft een structuur: opbouw.  
Denk aan een kastanjeboom:
  • Stam: tekst
  • Dikke takken: Alinea's
  • Dunne takken: zinnen
  • Bladeren: woorden
  • Kastanjes: letters 

Slide 2 - Slide

Met dezelfde woorden verschillende zinnen:

Gemene/bedriegt/die/man/klant/deze/rekent/ niet/elke/goed
  1. Deze gemene man bedriegt elke klant die niet goed rekent.
  2. Deze gemene klant bedriegt elke man die niet goed rekent.

De volgorde waarin die woorden staan, bepaalt de betekenis van de zin. 

Slide 3 - Slide

Verbanden 
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaan bepaalde verbanden die ervoor zorgen dat een tekst betekenis krijgt. Dit noemen we: TEKSTVERBANDEN. 
  • Opsommend tekstverband 
  • Tegenstellend tekstverband
  • Voorbeeldgevend of uitleggend tekstverband
  • Samenvattend tekstverband
  • Concluderend tekstverband
  • Redengevend tekstverband
  • Oorzaak en gevolg tekstverband. 

Slide 4 - Slide

Wanneer welk tekstverband?
Je kan tekstverbanden herkennen aan signaalwoorden. Dit zijn woorden die een bepaald signaal afgeven: er wordt dus een verband aangegeven. 

Voorbeeld:
Opsommend tekstverband: om te beginnen, vervolgens, daarna.

Slide 5 - Slide

Om te beginnen - nog - toch - vervolgens - en alsof dat niet genoeg was - dus 
Er zijn daar rare dingen gebeurd. Er was niemand thuis. Ze hadden gezegd dat ze ons persoonlijk zouden verwelkomen. We hoorden voortdurend stemmen op de zolder. Er ontstond spontaan brand in de keuken. De volgende ochtend lag er een dode kat op de drempel van de voordeur. Ik ga daar nooit meer naar binnen. 

Slide 6 - Slide

Voorbeeld: (zoek de signaalwoorden)
Er zijn daar rare dingen gebeurd. Om te beginnen was er niemand thuis. Ze hadden nog gezegd dat ze ons persoonlijk zouden verwelkomen. Toch hoorden we voortdurend stemmen op de zolder. Vervolgens ontstond er spontaan brand in de keuken. En alsof dat niet genoeg was lag er de volgende ochtend een dode kat op de drempel van de voordeur. Ik ga daar dus nooit meer naar binnen. 

Slide 7 - Slide

..... moet je de opdracht goed lezen. ........ mag je vragen stellen.

Welke signaalwoorden kan je hier toevoegen en welk tekstverband hoort daarbij?

Slide 8 - Open question

Zelfstandig werken
Maak de opdrachten uit je boekje. 

Zorg dat je stil bent. Je mag muziek luisteren als je dat fijn vindt. Je mag je telefoon niet gebruiken, dus zet direct de juiste afspeellijst aan. 
Vragen? Steek je hand op, dan help ik je.
timer
20:00

Slide 9 - Slide

Wat is een tekstverband en waar is het voor?

Slide 10 - Mind map

Bedenk 3 verschillende tekstverbanden

Slide 11 - Open question

Welk signaalwoord hoort niet bij dit tekstverband: opsomming
A
ten eerste
B
bijvoorbeeld
C
daarna
D
verder

Slide 12 - Quiz

Welk signaalwoord hoort niet bij dit tekstverband: samenvatting
A
samenvattend
B
al met al
C
hoewel
D
kortom

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord hoort niet bij dit tekstverband: tegenstelling
A
zodat
B
maar
C
echter
D
hoewel

Slide 14 - Quiz

Welk tekstverband hoor bij de volgende signaalwoorden: hoewel, echter, daarentegen
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeldgevend
D
samenvattend

Slide 15 - Quiz

Welk tekstverband hoor bij de volgende signaalwoorden: daarna, bovendien, tevens.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeldgevend
D
samenvattend

Slide 16 - Quiz

Welk tekstverband hoor bij de volgende signaalwoorden: met andere woorden, bijvoorbeeld
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeldgevend
D
samenvattend

Slide 17 - Quiz

Welk tekstverband hoor bij de volgende signaalwoorden: zodat, waardoor, daardoor
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeldgevend
D
oorzaak/gevolg

Slide 18 - Quiz

Oefenen
Tekst 1 en tekst 2
Zet de juiste signaalwoorden in de tekst. 
Kies uit:
Tekst 1: bijvoorbeeld, toch, bovendien, integendeel, daarom, al met al, ook, zelfs, immers, vandaar
Tekst 2: ten slotte, dus, vandaar, vervolgens, daardoor, bovendien, dus, eerst, daardoor, maar, al met al. 

Slide 19 - Slide